ECLI:NL:GHAMS:2011:BR5290

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.013.082-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenbericht en blokkeringsrecht in arbeidsongeschiktheidsverzekering

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep met betrekking tot een deskundigenbericht in het kader van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.P.H. van Maanen Winters, heeft een geschil met de naamloze vennootschap Reaal Levensverzekeringen N.V., vertegenwoordigd door mr. S.E. Phoelich-Pontier. De appellant stelt dat hij recht heeft op inzage in het conceptrapport van de deskundige, prof. dr. G.F. Koerselman, en dat hij een blokkeringsrecht heeft, omdat het conceptrapport ten onrechte aan de tegenpartij is toegestuurd. Het hof heeft in een tussenarrest een deskundigenbericht bevolen en de vraagstelling bepaald. De appellant betoogt dat zijn recht om als eerste kennis te nemen van de uitslag van het onderzoek is aangetast door de vergissing van de deskundige. Reaal daarentegen stelt dat er geen blokkeringsrecht bestaat en dat het conceptrapport aan beide partijen moet worden voorgelegd voor commentaar.

Het hof overweegt dat de appellant geen blokkeringsrecht toekomt, omdat de relatie tussen de appellant en Reaal een contractuele relatie is in de vorm van een verzekering. De bepalingen in het Burgerlijk Wetboek omtrent het blokkeringsrecht zijn niet van toepassing in deze situatie. Het hof concludeert dat de deskundige de partijen in de gelegenheid moet stellen om opmerkingen te maken naar aanleiding van het conceptrapport, maar dat de appellant niet het recht heeft om wijzigingen in het rapport te verzoeken. De zaak wordt verwezen naar de rol van 6 september 2011 voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van Reaal, waarbij het hof verdere beslissingen aanhoudt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat: mr. M.P.H. van Maanen Winters te Zwolle,
t e g e n
de naamloze vennootschap REAAL LEVENSVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Alkmaar,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. S.E. Phoelich-Pontier te ’s-Gravenhage.
De partijen worden hierna [appellant] en Reaal genoemd.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1. Voor het procesverloop tot 5 oktober 2010 verwijst het hof naar het op die datum uitgesproken tussenarrest (hierna: het tussenarrest).
1.2. Bij het tussenarrest heeft het hof een deskundigenbericht bevolen, de vraagstelling bepaald en prof. dr. G.F. Koerselman als deskundige benoemd.
1.3. Beide partijen hebben vervolgens een akte uitlating deskundigenbericht genomen.
1.4. Ten slotte is wederom arrest gevraagd.
2. Beoordeling
2.1. Bij brief van 23 november 2010 heeft de deskundige zijn conceptrapport aan de advocaat van Reaal toegezonden. [appellant] stelt dat de deskundige wat dit betreft een vergissing heeft gemaakt. Het conceptrapport diende uitsluitend aan hem toegezonden te worden. Door deze vergissing is zijn recht om als eerste kennis te nemen van de uitslag en de gevolgtrekking van het onderzoek illusoir geworden. Als de deskundige het conceptrapport zou aanpassen aan zijn commentaar, heeft dat niet meer het gewenste effect. Reaal is immers van de inhoud van conceptrapport op de hoogte geraakt. Aan [appellant] komt een inzage- en blokkeringsrecht toe, op grond waarvan hij er niet mee instemt dat het conceptrapport aan het hof wordt toegezonden. In de gegeven omstandigheden dient een nieuwe deskundige te worden benoemd om het door het hof bevolen onderzoek uit te voeren. Aan dat nieuwe onderzoek zal hij zijn volledige medewerking verlenen, aldus [appellant].
2.2. Reaal heeft zich kort gezegd op het standpunt gesteld dat aan [appellant] geen inzage- en blokkeringsrecht toekomt. Partijen dienen thans in de gelegenheid te worden gesteld op het conceptrapport te reageren, zodat het definitieve rapport door de deskundige kan worden vastgesteld. Er is geen reden een andere deskundige te benoemen, aldus Reaal.
2.3. [appellant] verwijst naar rechtspraak die ziet op het geval waarin een rechter een deskundigenbericht heeft gelast met het oog op de bepaling van de omvang van de vergoedingsplicht van een verzekeraar voor de door zijn verzekerde aan een derde toegebracht letsel. Die situatie doet zich in het onderhavige geval niet voor. Het gaat in deze zaak om de vraag of de aandoening op grond waarvan [appellant] bij Reaal aanspraak maakt op een verzekeringsuitkering wegens blijvende algehele arbeidsongeschiktheid (mede) is te wijten aan een psychische aandoening. Het door de deskundige uit te voeren onderzoek ziet naar ’s hof oordeel daarmee op de in artikel 7:446 lid 4 BW bedoelde handelingen ter beoordeling van de gezondheidstoestand van een persoon, verricht in opdracht van een ander dan die persoon in verband met de vaststelling van een aanspraak tot - in dit geval - het recht op uitkering onder een verzekering. Bij dergelijke handelingen is op grond van artikel 7:446 lid 4 BW geen behandelingsovereenkomst aanwezig.
2.4. Artikel 7:464 lid 2 aanhef en onder b BW bepaalt dat bij de handelingen als omschreven in artikel 7:446 lid 4 BW de keurling in de gelegenheid wordt gesteld mee te delen of hij de uitslag en de gevolgtrekking van het onderzoek wenst te vernemen. Indien die wens is geuit en de handelingen niet worden verricht in verband met – onder andere - een tot stand gekomen burgerrechtelijke verzekering, wordt de keurling tevens in de gelegenheid gesteld mee te delen of hij van de uitslag en de gevolgtrekking als eerste kennis wenst te nemen teneinde te kunnen beslissen of daarvan mededeling aan anderen wordt gedaan (het blokkeringsrecht).
2.5. In het onderhavige geval bestaat tussen [appellant] als keurling en Reaal als verzekeraar een contractuele relatie in de vorm van een verzekering. Het onderzoek van de deskundige wordt uitgevoerd in verband met de vraag of en in hoeverre Reaal is gehouden over te gaan tot uitkering onder deze verzekering. Het voorgaande brengt mee dat het recht op eerste inzage en het blokkeringsrecht van artikel 7:464 lid 2 aanhef en onder b BW dan niet van toepassing zijn. Blijkens de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling is de ratio daarvan dat de uitoefening van een blokkeringsrecht gedurende de looptijd van een burgerrechtelijke verzekering ertoe zou kunnen leiden dat kort gezegd de verzekeraar niet in staat wordt gesteld zijn uitkeringsverplichting vast te stellen. Ten overvloede overweegt het hof dat ook als wél een blokkeringsrecht had bestaan, dat de keurling vóórdat het blokkeringsrecht zou zijn uitgeoefend niet het recht geeft de deskundige te verzoeken iets aan het rapport te wijzigen, zelfs niet aperte fouten. Een blokkeringsrecht geeft de keurling uitsluitend het recht de afgifte van het rapport aan derden te blokkeren. Een verzoek tot wijziging van het conceptrapport zal [appellant] in het onderhavige geval kunnen doen in het kader van de hierna te noemen mogelijkheid opmerkingen te maken en verzoeken te doen naar aanleiding van het conceptrapport.
2.6. De conclusie is dat [appellant] geen blokkeringsrecht toekomt. Met inachtneming van het tussenarrest zal het deskundigenonderzoek worden voortgezet. De deskundige dient thans partijen op grond van artikel 198 lid 2 Rv in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen naar aanleiding van het conceptrapport. Van de inhoud daarvan dient de deskundige in het door hem op te stellen deskundigenbericht melding te maken.
2.7. Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen van 6 september 2011 voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van Reaal.
2.8. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
3. Beslissing
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 6 september 2011 voor memorie na deskundigenbericht voor Reaal;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, J.W. Hoekzema en R.J.Q. Klomp en op 28 juni 2011 in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.