ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ8653
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Effectenlease en gezag van gewijsde in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in een geschil met Dexia Nederland B.V. (voorheen Dexia Bank Nederland N.V.) over een lease-overeenkomst. De kantonrechter had in een eerder vonnis geoordeeld dat [appellant] de hoofdsom van de lease-overeenkomst verschuldigd was en dat hij de vertragingsrente moest betalen. Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan, wat betekent dat de uitspraak definitief is en niet meer kan worden aangevochten. In het hoger beroep vordert [appellant] dat Dexia toerekenbaar tekort is geschoten in haar zorgplicht en onrechtmatig heeft gehandeld, en dat hij recht heeft op schadevergoeding.
Dexia heeft zich in het hoger beroep beroepen op het gezag van gewijsde van het eerdere vonnis, waarin de verschuldigdheid van de hoofdsom door [appellant] was erkend. Het hof oordeelt dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de vorderingen van [appellant] niet ontvankelijk zijn, omdat de rechtsverhouding tussen partijen al eerder is beslist. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [appellant] af. Tevens wordt [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding.
De uitspraak benadrukt het belang van het gezag van gewijsde in civiele procedures en de gevolgen van eerdere uitspraken voor latere rechtszaken. Het hof bevestigt dat de erkenning van de hoofdsom door [appellant] in het eerdere vonnis van invloed is op de huidige procedure, en dat de vorderingen van [appellant] niet kunnen slagen.