ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ7871

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.081.589-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling zonder schone lei wegens boedelachterstand en nieuwe schulden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellante, die op 3 februari 2011 in hoger beroep was gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2011. De rechtbank had de schuldsaneringsregeling beëindigd zonder het verlenen van een schone lei, omdat appellante een boedelachterstand had laten ontstaan en nieuwe bovenmatige schulden had opgebouwd. Het hof heeft vastgesteld dat appellante niet voldoende had meegewerkt aan de uitvoering van de schuldsaneringsregeling en dat haar voorstel om de schulden in te lopen niet concreet genoeg was onderbouwd met stukken.

Appellante voerde aan dat haar situatie was verbeterd, omdat haar zoon nu een baan had en zij zelf ook een inkomen had. Desondanks oordeelde het hof dat de tekortkomingen van appellante in het nakomen van haar verplichtingen ernstig en verwijtbaar waren. Het hof concludeerde dat het niet aannemelijk was dat appellante de schulden en de boedelachterstand voor het einde van de schuldsaneringsregeling zou kunnen inlopen, zelfs niet bij een verlenging van de regeling. Het hof bekrachtigde daarom de beslissing van de rechtbank om de schuldsaneringsregeling te beëindigen zonder het verlenen van een schone lei.

De uitspraak benadrukt het belang van actieve medewerking van de schuldenaar aan de schuldsaneringsregeling en de noodzaak om concrete voorstellen te doen voor het aflossen van schulden. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, waarmee de beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei werd gehandhaafd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 12 april 2011 in de zaak met zaaknummer 200.081.589/01 van:
[ APPELLANTE ],
wonende [ adres ],
[ postcode ] [ woonplaats ],
APPELLANTE,
voorheen bijgestaan door mr. B.J. den Hartog, advocaat te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Appellante – hierna [ Appellante ] – is bij op 3 februari 2011 ter griffie ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2011 met insolventienummer
07/969-R, waarbij ten aanzien van haar de toepassing van de schuldsaneringsregeling is beëindigd zoals in het dictum van de uitspraak staat vermeld.
1.2 Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 29 maart 2011. Bij die behandeling is [ Appellante ] verschenen, vergezeld door haar begeleider vanuit het UWV, de heer [ K ].
2. De gronden van de beslissing
2.1 De rechtbank heeft de toepassing van de
schuldsaneringsregeling ten aanzien van [ Appellante ] beëindigd zonder haar de zogenoemde schone lei te verlenen, daar zij – kort samengevat - een boedelachterstand en nieuwe bovenmatige schulden heeft laten ontstaan. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat [ Appellante ] deze schulden zal kunnen aflossen ook niet bij een maximale verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling en acht haar voorstel met betrekking tot de aflossing onvoldoende concreet. De rechtbank heeft voorts overwogen dat [ Appellante ] reeds eerder uitdrukkelijk op haar verplichtingen is gewezen, maar dat sindsdien niet is gebleken van enige verbetering.
2.2 Ten behoeve van de behandeling van het hoger beroep heeft de bewindvoerder een verslag met bijlagen d.d. 18 maart 2011 aan het hof doen toekomen. Hiervan heeft [ Appellante ] kennis genomen.
2.3 In hoger beroep is het volgende gebleken.
2.3.1 Op 5 oktober 2007 is [ Appellante ] toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Zij is alleenstaand en woont samen met haar meerderjarige zoon. Ten tijde van de toelating tot de schuldsaneringsregeling was zij voor 50% arbeidsgeschikt. Zij werkte voor 12,5 uur per week bij Connexion Taxi Services en ontving een WW-uitkering voor 7,5 uur per week. Per 28 april 2008 is haar contract beëindigd en heeft zij een WW-uitkering ontvangen. Vanaf november 2008 heeft [ Appellante ] een ziektewetuitkering. Uit het vonnis van de rechtbank blijkt dat [ Appellante ] vanaf september 2010 een WW-uitkering heeft ontvangen. Uit het verslag van de bewindvoerder blijkt dat [ Appellante ] vanaf 30 december 2010 een WWB-uitkering heeft.
2.3.2 [ Appellante ] heeft gesteld dat zij wel heeft voldaan aan haar verplichtingen en dat eventuele tekortkomingen in de nakoming daarvan haar niet vallen te verwijten en niet dusdanig ernstig zijn dat deze moeten leiden tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder een schone lei. Zij heeft het volgende daartoe aangevoerd.
Haar inwonende zoon had eerder geen werk, waardoor alle lasten door [ Appellante ] zelf gedragen moesten worden en de schulden zich opstapelden. Haar zoon heeft thans een baan voor de duur van een half jaar met uitzicht op verlenging en heeft een inkomen van € 1.700,- bruto per maand. Daarnaast is haar eigen inkomen thans ook op orde en heeft zij een aanvullende uitkering van de DWI. Met deze twee inkomens acht [ Appellante ] het mogelijk om binnen tien maanden de schulden af te lossen, temeer nu zij hulp kan krijgen van Doras Schuldhulpverlening, waar zij zich heeft aangemeld voor budgetbeheer. Haar situatie is nu ten goede veranderd, aldus [ Appellante ].
2.4 Het hof stelt voorop dat de in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) opgenomen doelstelling erop neer komt dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling gevergd wordt.
2.5 Gelet op de ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep gebleken feiten en omstandigheden is ook het hof van oordeel dat [ Appellante ] tekortgeschoten is in het actief meewerken aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
Vaststaat dat [ Appellante ] bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan aan T Mobile ad thans € 48,16, Nuon ad € 2.008,83 en Zilveren Kruis Achmea ad € 2.563,63. Daarnaast heeft [ Appellante ] onvoldoende aan de boedel afgedragen waardoor er een achterstand is ontstaan van € 1.401,07.
Niet aannemelijk is geworden dat zij deze schulden en boedelachterstand voor het einde van de schuldsaneringsregeling, ook als deze verlengd zou worden, zal kunnen inlopen, in welk verband wordt overwogen dat [ Appellante ] geen concreet voorstel tot aflossing heeft gedaan en haar stellingen omtrent het aflossen van de schulden onvoldoende met stukken heeft onderbouwd.
2.6 Het hof acht de tekortkomingen van [ Appellante ] dusdanig ernstig en verwijtbaar dat een beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder toekenning van de schone lei op zijn plaats is. De beslissing van de rechtbank dient derhalve te worden bekrachtigd.
3. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans, S. Clement en M.P. van Achterberg en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 12 april 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.