ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ2547
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en toepassing van de hardheidsclausule
In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellanten, die op 23 november 2009 waren toegelaten tot deze regeling. De rechtbank had op 2 februari 2011 besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat appellanten hun informatie- en sollicitatieplicht niet naar behoren waren nagekomen. Appellanten, die de Nederlandse taal niet goed machtig zijn, hebben aangevoerd dat zij niet tekortgeschoten zijn in hun verplichtingen en dat hun gebrekkige kennis van de taal hen heeft belemmerd in het voldoen aan de eisen van de regeling. Het hof heeft de zaak op 15 april 2011 behandeld en geconcludeerd dat appellanten inderdaad tekortgeschoten zijn in hun verplichtingen. Het hof oordeelde dat de tekortkomingen van appellanten, waaronder het niet tijdig informeren van de bewindvoerder over hun financiële situatie en het niet voldoen aan de sollicitatieplicht, van dien aard zijn dat een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd en de verzoeken van appellanten om de regeling voort te zetten of te verlengen afgewezen. Het hof benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het welslagen van de schuldsaneringsregeling bij appellanten ligt, ook al hebben zij hulp ingeroepen van derden vanwege taalproblemen. De uitspraak van het hof is van belang voor de toepassing van de hardheidsclausule in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP).