GERECHTSHOF AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
de vereniging VERENIGING DE BINNENPRET,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE,
advocaat: mr. E. Swart te Amsterdam
de vereniging VERENIGING SAUNA FENOMEEN,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M.E. van Huet te Amsterdam.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden hierna Sauna Fenomeen en de Binnenpret genoemd.
De Binnenpret is bij beroepschrift met producties, dat op 8 november 2010 ter griffie van het hof is ingekomen in hoger beroep gekomen van een beschikking die de kantonrechter te Amsterdam onder kenmerk EA 10-241 op 11 augustus 2010 heeft gegeven tussen Sauna Fenomeen als verzoekster en de Binnenpret als verweerster. Het beroepschrift strekt ertoe dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, genoemde beschikking zal vernietigen en Sauna Fenomeen niet-ontvankelijk zal verklaren in haar verzoek, althans het verzoek zal afwijzen met veroordeling van Sauna Fenomeen in de kosten van beide instanties.
Op 25 januari 2011 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden die – naar tevoren aan partijen was meegedeeld – was beperkt tot de vraag of na te noemen appel¬verbod in deze zaak zou kunnen worden doorbroken. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunt nader doen toelichten, de Binnenpret door mr. Swart voornoemd, Sauna Fenomeen door mr. Van Huet voornoemd. Beide advocaten hebben daarbij gebruik gemaakt van aan het hof overgelegde pleitaantekeningen.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en meegedeeld dat uitspraak zal volgen.
2.1. Samengevat en voor zover in deze procedure nog van belang gaat het in deze zaak om het volgende.
(i) De Binnenpret exploiteert een complex van gebouwen met woningen en bedrijfsruimten. De huurders van de woningen en bedrijfsruimten in het complex zijn leden van de Binnenpret.
(ii) Sauna Fenomeen huurt een gedeelte in het complex en exploiteert een sauna aan de Eerste Schinkelstraat 14-16 te Amsterdam.
(iii) Op 7 december 2004 heeft de algemene ledenvergadering besloten over te gaan tot opzegging van de huurovereenkomst met Sauna Fenomeen tegen 1 juli 2005.
(iv) De Binnenpret heeft, op grond van het genomen besluit, bij brief van 12 december 2004 de huurovereenkomst met Sauna Fenomeen tegen 1 juli 2005 opgezegd.
(v) Sauna Fenomeen heeft vernietiging van het besluit tot opzegging van de huurovereenkomst gevorderd.
(vi) In een tussen partijen gevoerde procedure uit hoofde van artikel 7:230a BW, heeft de kantonrechter te Amsterdam op 15 november 2006 aan Sauna Fenomeen tot 1 maart 2007 ontruimingsbescherming verleend.
(vii) Bij arrest van 31 juli 2008 heeft dit hof de beslissing van de rechtbank bekrachtigd en geoordeeld dat de opzegging van de Binnenpret - zonder ten minste enige vorm van financiële compensatie - niet rechtsgeldig is.
(viii) Bij brief van 29 september 2008 heeft de Binnenpret opnieuw aan Sauna Fenomeen de huur opgezegd. Ditmaal tegen 1 januari 2009 en onder aanbieding van een financiële compensatie.
(ix) Sauna Fenomeen heeft de rechtsgeldigheid van deze opzegging eveneens aangevochten.
(x) Op 26 februari 2009 heeft Sauna Fenomeen opnieuw een verzoek om ontruimingsbescherming ingediend. Nadat de zaak een aantal maal is aangehouden heeft de kantonrechter bij beschikking van 4 januari 2010 (met kenmerk EA 09-882) aan Sauna Fenomeen ontruimingsbescherming verleend tot 1 maart 2010.
(xi) De Binnenpret heeft tegen deze beschikking van 4 januari 2010 geen hoger beroep ingesteld.
(xii) Op 11 januari 2011 heeft dit hof de beslissing van de rechtbank, inhoudende dat de opzegging van 29 september 2008 rechtsgeldig is, bekrachtigd.
2.2. Sauna Fenomeen heeft bij inleidend verzoek van 28 januari 2010 de kantonrechter te Amsterdam (subsidiair) verzocht om op de voet van artikel 7:230a BW de ontruimingstermijn te verlengen met één jaar. Na door de Binnenpret gevoerd verweer heeft de kantonrechter in de bestreden beschikking de ontruimingstermijn met één jaar verlengd tot 1 maart 2011. Daartoe heeft de kantonrechter – voor zover in hoger beroep nog van belang - geoordeeld dat het verzoek van Sauna Fenomeen op 29 januari 2010 tijdig is ingediend.
2.3. Tegen deze beslissing en de gronden waarop deze berust is de Binnenpret in hoger beroep gekomen. De gemeente heeft verweer gevoerd en – kort samengevat - betwist dat het appelverbod van artikel 7:230a lid 8 BW kan worden doorbroken.
2.4. Voorop staat dat, gelet op het bepaalde in artikel 7:230a lid 8 BW, tegen de onderhavige beslissing van de kanton¬rechter geen hogere voorziening openstaat. Dit appelverbod geldt echter niet indien de rechter in eerste aanleg artikel 7:230a BW ten onrechte of met verzuim van essentiële vormen heeft toegepast of buiten toepassing heeft gelaten.
2.5. De Binnenpret kan in haar beroep worden ontvangen, omdat zij heeft gesteld dat de kantonrechter artikel 7:230a BW ten onrechte heeft toegepast en/of het artikel met verzuim van essentiële vormen heeft toegepast. Of die stelling juist is zal hierna worden beoordeeld.
2.6. Met grief I komt de Binnenpret op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het verzoekschrift tot verlenging van de ontruimingstermijn tijdig is ingediend. De Binnenpret heeft ter onderbouwing van haar grief aangevoerd dat ingevolge de wet de verlengingstermijn ten hoogste met één jaar kan worden verlengd. Daartoe had de kantonrechter in de beslissing van 4 januari 2010 de termijn slechts kunnen verlengen tot 1 januari 2010. Sauna Fenomeen had haar verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn dan ook moeten indienen vóór 1 december 2009. Door Sauna Fenomeen ontvankelijk te verklaren in haar verzoek van 28 januari 2010 is de kantonrechter buiten het toepassingsgebied van artikel 7:230a BW getreden, aldus de Binnenpret.
2.7. Het hof oordeelt als volgt.
Naar aanleiding van het verzoek van Sauna Fenomeen van 26 februari 2009 heeft de kantonrechter in de beschikking van 4 januari 2010 het volgende overwogen.
“(…)
7. Gelet op deze processuele omstandigheden zijn er voldoende termen de gevraagde termijn te verlengen. Volgens artikel 7:231a (hof: 230a) lid 5 BW mag de verlenging niet voor een langere termijn worden uitgesproken dan voor één jaar na het eindigen van de huurovereenkomst. Omdat dit jaar heden met vier dagen is overschreden wordt deze verlenging gegeven tot 1 maart 2010, zoals verzocht.
2.8. Voorop staat dat de beschikking van 4 januari 2010 en daarmee de beslissing om de ontruimingstermijn te verlengen tot 1 maart 2010, in kracht van gewijsde is gegaan. Naar het oordeel van het hof heeft Sauna Fenomeen uit mogen gaan van de in die beschikking – al dan niet juist – vastgestelde ontruimingstermijn. Met inachtneming van de termijn van de verlenging en de in artikel 7:230 a lid 5 BW bepaalde termijn heeft Sauna Fenomeen tijdig haar verzoek ingediend. Tegen deze achtergrond kan naar het oordeel van het hof niet worden gezegd dat de kantonrechter in de bestreden beschikking buiten het toepassingsgebied van artikel 7:230a BW is getreden. De grief faalt.
2.9. Met grief II richt de Binnenpret zich tegen de beslissing van de kantonrechter om de ontruimingsbescherming opnieuw met één jaar tot 1 maart 2011 te verlengen. Zij stelt zich hierbij op het standpunt dat een nieuwe belangenafweging niet aan de orde is en dat de maximale termijn voor ontruimingsbescherming van drie jaar door deze verlenging ruimschoots is overschreden.
2.10. Ook deze grief kan niet leiden tot de beslissing dat de kantonrechter buiten toepassing van artikel 7:230a BW is getreden. De beschikking van 15 november 2006 ziet op de opzegging door de Binnenpret tegen 1 juli 2005. De beschikkingen van 4 januari 2010 en 11 augustus 2010 zien op de opzegging door de Binnenpret tegen 1 januari 2009, zodat ten aanzien van deze opzegging geen sprake is van overschrijding van de maximale termijn. Voor zover de Binnenpret zich er nog op beroept dat een eventuele volgende verlenging de maximale termijn van drie jaar zal overschrijden, faalt deze grief reeds omdat niet vaststaat dat Sauna Fenomeen een nieuw verlengingsverzoek zal indienen. Voorts staat niet vast dat indien een nieuw verzoek wordt ingediend de kantonrechter, bij toewijzing daarvan, de termijn van drie jaar zal overschrijden.
2.11. De slotsom is dat het appelverbod niet kan worden doorbroken. Het hoger beroep zal daarom worden verworpen en de Binnenpret zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van het beroep.
verwijst de Binnenpret in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Sauna Fenomeen gevallen en tot op heden begroot op € 894,- aan salaris;
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Toorman, G.C.C. Lewin en R.J.Q Klomp en uitgesproken in het openbaar door de rolraadsheer op 22 februari 2011.
Beschikking van de Derde Burgerlijke Kamer
De Binnenpret vs Sauna Fenomeen
verwijst de Binnenpret in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Sauna Fenomeen gevallen en tot op heden begroot op € 894,- aan salaris;
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Toorman, G.C.C. Lewin en R.J.Q Klomp en uitgesproken in het openbaar door de rolraadsheer op 22 februari 2011.