ECLI:NL:GHAMS:2011:BP7576
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toelating tot schuldsaneringsregeling in verband met het volgen van een opleiding
In deze zaak heeft appellante, een alleenstaande moeder met twee minderjarige kinderen, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om toelating tot de schuldsaneringsregeling door de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had geoordeeld dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 288 lid 1 aanhef en sub c van de Faillissementswet, omdat zij sinds kort een driejarige fulltime opleiding volgt. De rechtbank was van mening dat het niet aannemelijk was dat appellante de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zou kunnen nakomen en dat zij zich voldoende zou inspannen om baten voor de boedel te verwerven. Appellante betwistte deze conclusie en voerde aan dat haar schulden waren ontstaan door een gebrek aan inzicht in haar financiële situatie en dat zij in het verleden nooit een vast contract had gehad.
Tijdens de zitting van 4 januari 2011 heeft appellante haar situatie toegelicht, waarbij zij aangaf dat zij op aandringen van de gemeente een MBO-opleiding voor Pedagogisch Medewerker was gaan volgen. Appellante stelde dat zij na het afronden van haar opleiding in een betere positie zou verkeren om aan haar schulden te voldoen. Het hof overwoog dat de hoofdverplichting van de schuldsaneringsregeling is dat er zoveel mogelijk betaalde arbeid wordt verricht, en dat het volgen van een opleiding in deze context niet als een geldige reden voor ontheffing kan worden beschouwd. Het hof concludeerde dat appellante op dit moment niet in aanmerking kwam voor de schuldsaneringsregeling, maar dat zij in de toekomst opnieuw een verzoek kon indienen na het afronden van haar opleiding.
Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank en benadrukte dat appellante de mogelijkheid had om later opnieuw een aanvraag in te dienen, waarbij de omstandigheden dan mogelijk gunstiger zouden zijn. De uitspraak werd gedaan op 18 januari 2011, en appellante heeft de mogelijkheid om binnen acht dagen na de uitspraak beroep in cassatie in te stellen.