zaaknummer 200.053.272/01
8 februari 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CITADEL DEN HELDER B.V.,
gevestigd te Den Helder,
APPELLANTE,
advocaat: mr. R.G.J. Laan te Hoorn,
de GEMEENTE DEN HELDER,
zetelende te Den Helder,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. P.L. Loeb te Amsterdam.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als achtereenvolgens de Citadel en de gemeente.
1.1 Bij dagvaarding van 31 augustus 2009 is de Citadel in
hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank te Alkmaar van 3 juni 2009, gewezen onder num¬mer 101563/HA ZA 08-314 tussen haar als eiseres en de gemeente als gedaagde.
1.2 De Citadel heeft van grieven gediend, bescheiden
in het geding gebracht en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, alsnog haar vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding in beide instanties.
1.3 De gemeente heeft geantwoord en bewijs aangeboden met
conclu¬sie, kort gezegd, dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen en de Citadel zal veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het hoger beroep.
1.4 Partijen hebben ter zitting van het hof op 14 december 2010 hun zaak mondeling doen bepleiten, de Citadel door
mr. R.G.J. Laan en de gemeente door mr. P.L. Loeb, beide partijen onder overlegging van pleitnotities.
1.5 Tenslotte hebben partijen om arrest gevraagd.
2.1 Tussen partijen bestaat geen geschil over de juistheid van de door de rechtbank in het bestreden vonnis onder r.o. 2.1 tot en met 2.12 als vaststaand aangemerkte feiten, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.2 Appellante heeft in een periode van ongeveer dertig jaar in Den Helder een cafébedrijf geëxploiteerd: de Citadel. Het bedrijf had een grote zaal die open was op donderdag- en zaterdagavonden, met gelegenheid tot dansen. De Citadel had als enige horecabedrijf in Den Helder op donderdagavond een nachtvergunning, waarin haar vergund was tot 03.00 uur open te zijn.
2.2 In september 2002 heeft in de Citadel een schietpartij plaatsgevonden.
2.3 Tijdens de nieuwjaarsviering 2002-2003 hebben zich in de Citadel een tweetal vechtpartijen voorgedaan, die later op straat zijn voortgezet. Hierbij was een grote groep mensen betrokken.
2.4 Bij besluit van 14 januari 2003 heeft de burgemeester van Den Helder de sluiting en verzegeling gelast van de Citadel, voor een periode van een maand. Eveneens op 14 januari 2003 heeft het college van B&W van Den Helder besloten tot intrekking van de ingevolge de Drank- en Horeca aan de Citadel verleende exploitatievergunning.
2.5 Op 24 januari 2003 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar een verzoek van de Citadel tot schorsing van beide besluiten van 14 januari 2003 toegewezen.
2.6 Hierop heeft de Citadel op 25 januari 2003 haar deuren weer geopend en de exploitatie van het café hervat.
2.7 Bij besluit op bezwaar van 21 mei 2003 heeft de gemeente de besluiten van 14 januari 2003 herzien, in die zin dat de sluitingsperiode van de Citadel is teruggebracht van een maand naar veertien dagen en ook de intrekking van de exploitatievergunning is beperkt tot die periode.
2.8 De Citadel heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 21 mei 2003. Bij uitspraak van 31 december 2003 heeft de rechtbank Alkmaar het besluit van 21 mei 2003 vernietigd, zowel voor wat betreft de sluiting van de Citadel voor een periode van veertien dagen als voor wat betreft de intrekking van de exploitatievergunning. Daarbij is de gemeente opgedragen opnieuw te beslissen op het bezwaar tegen de besluiten van 14 januari 2003.
2.9 Het tegen deze uitspraak door de gemeente ingestelde hoger beroep is door de Afdeling bestuursrechtspraak bij uitspraak van 8 september 2004 ongegrond verklaard.
2.10 Bij besluit van 8 november 2004 heeft de gemeente opnieuw beslist op het bezwaar van de Citadel tegen de besluiten van 14 januari 2003. Daarbij heeft zij het bezwaar van de Citadel alsnog gegrond verklaard en de besluiten herroepen.
2.11 De Citadel heeft in kort geding een voorschot gevorderd op de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de onrechtmatige besluiten van 14 januari 2003. Bij vonnis van 6 januari 2005 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar deze vordering afgewezen.
2.12 Het gerechtshof Amsterdam heeft het hiertegen door de Citadel ingestelde hoger beroep bij arrest van 3 november 2005 gegrond verklaard en het vonnis vernietigd. De gemeente is veroordeeld tot betaling aan de Citadel van een voorschot op haar schade van € 5.000,--.
2.13 In 2005 heeft de Citadel haar bedrijfsvoering gestaakt. De Citadel heeft het bedrijfspand in het kader van de Wet voorkeursrecht gemeenten aan de gemeente verkocht voor een bedrag van € 553.000,-- (exclusief inventaris).
3.1 In de onderhavige procedure vordert de Citadel een bedrag van € 12.000,00, althans een bedrag van € 10.305,38 (waarvan de gemeente reeds € 5.000,-- heeft betaald uit hoofde van het arrest van 3 november 2005) wegens gederfde omzet/winst door de onrechtmatige sluiting van de Citadel in de periode van 14 januari 2003 tot en met 24 januari 2003. Voorts vordert de Citadel gevolgschade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Ten slotte is gevorderd wettelijke rente over de gevorderde schadeposten.
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen, omdat, kort gezegd, de Citadel haar schade onvoldoende heeft onderbouwd. Tegen deze beslissing richt zich het hoger beroep van de Citadel.
3.2 Voorop gesteld kan worden dat tussen partijen niet in geschil is dat de besluiten van 14 januari 2003 onrechtmatig zijn. Dit betekent dat de gemeente in beginsel aansprakelijk is voor schade die de Citadel heeft geleden als gevolg van deze onrechtmatige besluiten.
3.3 Bij grief 1 maakt de Citadel tegen r.o. 4.2 van het bestreden vonnis, waarin de rechtbank heeft overwogen – samengevat weergegeven – dat de Citadel haar schade onvoldoende deugdelijk heeft onderbouwd, zodat niet is komen vast te staan dat de Citadel daadwerkelijk een schade heeft geleden van € 12.000,-- of enig ander bedrag dat het reeds door haar ontvangen voorschot van € 5.000,-- te boven gaat. In het verlengde hiervan richt grief 2 zich tegen r.o. 4.3 van het vonnis, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat de Citadel niet voldaan heeft aan haar stelplicht en dat zij niet zal worden toegelaten tot bewijslevering.
3.4 In de toelichting op de grief stelt de Citadel dat sprake is van een omzetderving als gevolg van de onrechtmatige sluiting gedurende elf dagen, waaronder twee donderdagen en een zaterdag. Op vrijdag 24 januari 2003 werden de besluiten door de bestuursrechter geschorst; de daarop volgende zaterdag 25 januari 2003 moet ook als een verloren dag worden beschouwd. Derhalve gaat het in feite om twaalf dagen omzetverlies. Volgens de Citadel draaide zij in 2002 op een gemiddelde donderdag € 2.600,-- omzet en op een gemiddelde zaterdag € 2.100,--. Op overige dagen had zij een omzet van gemiddeld € 325,--. Voor de genoemde twaalf dagen komt dit uit op een bedrag van € 12.000,--. Subsidiair gaat de Citadel uit van een omzet op de donderdag van € 1.752,69,-- hetgeen resulteert in een totale schade over de twaalf dagen van € 10.305,38.
De Citadel betwist dat de door haar gepresenteerde cijfers geen deugdelijke onderbouwing geven. De Citadel verwijst daarbij naar het schadetaxatierapport van registeraccountant T.P. Groenhuizen van HLB Schippers d.d. 6 december 2007 (prod. 13 inleidende dagvaarding), waarin Schippers de gederfde winst als gevolg van de onrechtmatige sluiting schat op € 12.000,--. De onderliggende financiële gegevens zijn bij HLB Schippers bekend, stelt de Citadel. Bovendien is de fiscus akkoord gegaan met deze cijfers.
Ten slotte stelt de Citadel dat van haar niet gevergd kan worden dat zij accountantscontrole op haar cijfers toepast, omdat zij daar wettelijk niet toe verplicht is.
3.5 Op zich zelf kan het hof de juistheid van het standpunt van de Citadel onderschrijven, dat van haar niet gevergd kan worden dat haar omzet- en winstcijfers door een accountant zijn gecontroleerd, nu zij wettelijk niet verplicht is tot accountantscontrole. Dit laat echter onverlet dat zij de door haar opgevoerde schade deugdelijk dient te onderbouwen.
3.6 De onderbouwing van de schade van de Citadel bestaat uit het ‘Rapport van bevindingen inzake Schadeclaim Citadel/Gemeente Den Helder’ van HLB Schippers d.d. 6 december 2007 (prod. 13 inleidende dagvaarding). Hierin is het volgende vermeld:
‘De acute winstderving tijdens de sluitingsperiode (14 januari 2003 t/m 25 januari 2003) bedraagt € 12.000,--‘. Uit het rapport blijkt echter niet hoe dit bedrag van
€ 12.000,-- is berekend; uit de memorie van grieven (punt 4.6) leidt het hof af dat het berust op de hiervoor in r.o. 3.3 gegeven berekening van de Citadel: 2 x € 2.600,-- (twee donderdagen) + 2 x € 2.100,-- (twee zaterdagen) + 8 x € 325 (acht overige dagen). Als gezegd, gaat de Citadel subsidiair uit van een omzet op de donderdag van
€ 1.752,69,--, hetgeen resulteert in een totale schade van € 10.305,38.
3.7 Nu bij het rapport geen enkele bijlage is gevoegd, is niet te verifiëren of de genoemde omzetdervingscijfers juist zijn. Het enige dat de Citadel op dit punt nog in het geding heeft gebracht, is een handgeschreven overzicht, opgesteld door [Medewerker], directeur van de Citadel, van omzetten die op de donderdagavonden in 2002 zijn behaald (prod. 1 MvG). Ook de juistheid van dit overzicht is echter niet na te gaan, omdat ook hierbij geen gegevens zijn gevoegd die een onderbouwing geven aan de opgevoerde cijfers.
Naar ’s hofs oordeel is de Citadel aldus tekort geschoten in de op haar rustende plicht haar schade te onderbouwen. Hoewel uiteindelijk het begroten van schade op een schatting berust, had de Citadel op zijn minst stukken zoals kassa-uitdraaien, inkoopfacturen, jaarrekeningen of gegevens van de Belastingdienst in de procedure kunnen overleggen. Dan had er zowel voor de wederpartij als voor het hof duidelijkheid kunnen zijn over de gegrondheid van de door de Citadel geclaimde omzetschade over de elf of twaalf dagen.
3.8 Bij het voorgaande komt nog dat de Citadel niet inzichtelijk heeft gemaakt tot welke gederfde winst de gestelde omzetschade heeft geleid. Aangenomen dat sprake is van enig omzetverlies als gevolg van de onrechtmatige sluiting, is dat omzetverlies immers nog niet de schade waarop de Citadel aanspraak kan maken. Op de omzet zullen de kosten in mindering moeten gebracht. Ook hierover ontbreken echter (verifieerbare) gegevens.
3.9 Het hof ziet geen aanleiding de Citadel alsnog in de gelegenheid te stellen nadere gegevens in het geding te brengen of haar terzake een bewijsopdracht te geven, nu zowel in de kort geding-procedure (in eerste aanleg én in hoger beroep) als door de rechtbank in de onderhavige procedure is overwogen dat de Citadel haar schade beter dient te onderbouwen. De Citadel heeft niet voldoende gemotiveerd aangevoerd waarom zij dit heeft nagelaten, noch heeft zij gemotiveerd gesteld dat het voor haar niet mogelijk is haar vordering nader te onderbouwen. Voorts heeft de Citadel niet aangegeven welke gegevens zij, indien zij zou worden toegelaten tot bewijslevering, dan alsnog in het geding zou kunnen of willen brengen. Ook om deze reden ziet het hof geen aanleiding de Citadel thans nog toe te laten tot bewijslevering.
Het hof ziet in de geschetste omstandigheden evenmin aanleiding om een deskundigenbericht in te winnen.
3.10 Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat het hof met de rechtbank van oordeel is dat in onvoldoende mate is komen vast te staan dat de Citadel als gevolg van de onrechtmatige sluiting in de elf of twaalf dagen schade heeft geleden tot een hoger bedrag dan het reeds toegewezen bedrag van € 5.000,--.
De grieven 1 en 2 falen.
3.11 Bij grief 3 maakt de Citadel bezwaar tegen r.o. 4.7 van het bestreden vonnis, waarin de rechtbank heeft overwogen – samengevat weergegeven – dat de Citadel onvoldoende heeft onderbouwd dat zij na ommekomst van de onrechtmatige sluiting nog schade heeft geleden.
3.12 In de toelichting op de grief stelt de Citadel dat zij wel voldoende heeft onderbouwd dat zij blijvende omzetschade heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige sluiting. De Citadel verwijst hierbij naar het eerder genoemde rapport van H.J.B. Schippers, alsmede naar een overzicht van de bierleveranties van Heineken.
3.13 Het hof overweegt het volgende.
In het rapport van registeraccountant J. de Jong van HLB Schippers van 8 oktober 2004, aangevuld bij schrijven van 6 december 2007, is vermeld dat in 2003 sprake is geweest van een omzetdaling van € 137.250,-- ten opzichte van het peiljaar 2002 en in 2004 van € 239.924,-- . Op basis van een winstmarge van 70% komt HLB Schippers over beide jaren tezamen op een gederfde winst van € 233.167,--.
Ook voor deze bedragen ontbreekt echter iedere onderbouwing. Zoals hiervoor reeds is opgemerkt, had de Citadel op zijn minst de jaarcijfers van de onderneming en andere gegevens in het geding kunnen brengen. Ook voor de gestelde winstmarge van 70% is geen onderbouwing gegeven.
3.14 Uit het overzicht van de bierleveranties aan de Citadel van Heineken, zoals nader toegelicht ten pleidooie in hoger beroep van de zijde van de Citadel, blijkt inderdaad dat een vermindering van de hoeveelheid geleverde drank in 2003 en 2004, ten opzichte van 2002, heeft plaatsgevonden.
3.15 De gemeente heeft erop gewezen dat aan de sluiting voorafging het schietincident in september 2002 (r.o. 2.2) en de grote vechtpartij in de oudejaarsnacht (r.o. 2.3); volgens de gemeente zijn deze gebeurtenissen – en de slechte naam die de Citadel daardoor heeft gekregen - de belangrijkste oorzaken van teruglopende omzet van de Citadel, zo daar al sprake van zijn geweest. Hiernaast stelt de gemeente dat in het uitgaanscentrum van Den Helder – waarin zich ook de Citadel bevond – jarenlang problemen voordeden. Voorts stelt de gemeente dat de Citadel de laatste jaren vrijwel uitsluitend een Antilliaans uitgaanspubliek trok, waardoor het café minder populair werd bij andere bezoekers.
3.16 Gelet op het verweer van de gemeente, heeft de Citadel naar ’s hofs oordeel onvoldoende aannemelijk gemaakt dat een verminderde (drank)omzet in de Citadel in 2003 en 2004 ten opzichte van 2002, het rechtstreekse gevolg is geweest van de onrechtmatige sluiting in januari 2003. De Citadel heeft geen enkel bewijsmiddel in het geding gebracht, waaruit is af te leiden dat als gevolg van de onrechtmatige sluiting (van elf dagen) de ‘loop’ uit het cafébedrijf is gegaan en daarin ook niet meer is teruggekomen. Gelet op de door de gemeente aangeduide, andere oorzaken voor een teruglopend bezoekersaantal (overigens heeft de Citadel ook geen gegevens over bezoekersaantallen in het geding gebracht), is aldus onvoldoende aannemelijk geworden dat er een causaal verband is geweest tussen de onrechtmatige sluiting en de teruggelopen drankomzet. Het hof overweegt hierbij nog dat de Citadel weliswaar de stellingen van de gemeente heeft betwist, onder andere wat betreft de samenstelling van het uitgaanspubliek van de Citadel, maar dat zij geen gegevens in het geding heeft gebracht waaruit blijkt dat het hierover door de gemeente gestelde, onjuist is. Verder heeft de Citadel erkend dat zich in het uitgaansgebied waarin ook de Citadel gelegen was, jarenlang problemen voordeden.
Nu geoordeeld moet worden dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat er een causaal verband is tussen de onrechtmatige sluiting en teruggelopen drankomzet, is onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is geweest van enige gevolgschade als hier door de Citadel gevorderd is. Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is derhalve geen plaats.
3.17 In de toelichting op grief 3 heeft de Citadel ook nog verwezen naar de negatieve publiciteit rondom de Citadel, waaraan de gemeente debet zou zijn. Het hof zal hierop ingaan bij de bespreking van de volgende grieven.
Grief 3 faalt.
3.18 Grief 4 en grief 5 richten zich tegen de overwegingen van de rechtbank in r.o. 4.8 en 4.9 van het bestreden vonnis, waarin is overwogen dat onvoldoende gebleken is dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld bij het doen van uitingen in de media over de gebeurtenissen rond de sluiting.
3.19 In de toelichting op de grief stelt de Citadel dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld, doordat zij onrechtmatige uitlatingen heeft gedaan in de media. Deze onrechtmatige uitlatingen, waarin de Citadel is afgeschilderd als een onveilige plaats, hebben mede geleid tot het omzetverlies in de jaren 2003 en 2004. De Citadel heeft in de toelichting op de grieven een aantal uitlatingen genoemd van burgemeester [burgemeester], die volgens haar onrechtmatig zouden zijn. Daarbij gaat het om uitlatingen waarin de burgemeester zich negatief heeft uitgelaten over de veiligheidssituatie en ‘onverantwoord management’ in de Citadel, terwijl in de bestuursrechtelijke procedures de gemeente telkens aan het kortste eind heeft getrokken. Het gaat daarbij om onder meer de volgende uitlatingen (vermeld in een artikel in de Helderse Courant van 15 januari 2003):
“Volgens [burgemeester] heeft het management van de bar slecht opgetreden bij de vechtpartijen die in de nieuwjaarsnacht uitbraken en later op straat door gingen”;
“Volgens [burgemeester] is de leiding van De Citadel deze incidenten gedeeltelijk te verwijten.”
“(…) hebben wij geconcludeerd dat de leiding van Citadel in bepaalde mate deze vechtpartijen verweten kan worden”; “Ze hebben nagelaten de vechtpartijen in de kiem te smoren (…)”.
Ook heeft [burgemeester] zich later kritisch uitgelaten over de utispraken van de rechter, waarbij de Citadel verwijst naar publicaties in de Helderse Courant van 25 januari 2003 en 11 februari 2008, waaronder:
“Als zij [de bestuursrechter – hof] vindt dat we helemaal geen sancties meer mogen opleggen, maak ik me toch zorgen over het veiligheidsbeleid”;
“[burgemeester] verklaart ondanks het vonnis nog steeds helemaal achter zijn beslissing te staan. Hij denkt dan ook dat de rechter vooral op juridische gronden haar uitspraken heeft gebaseerd en minder op inhoudelijke.”
“De burgemeester snapt (…) niet dat bestuursrechter de vechtpartij van nieuwjaarsnacht als incident ziet en niet als onderdeel van een patroon. (…)”
“Natuurlijk heeft [Medewerker] inmiddels detectiepoortjes geplaatst. Maar bij hem is het een kwestie van: als het kalf verdronken is, dempt men de put.”
Volgens de Citadel had de burgemeester zich dienen te onthouden van commentaar op de situatie, waarvan de strekking was dat hij het niet eens was met de uitspraken van de bestuursrechter.
3.20 Het hof overweegt het volgende. De uitlatingen die de Citadel aanhaalt, worden beschermd door de vrijheid van de meningsuiting. De uitlatingen zijn niet onnodig kwetsend, maar geven het standpunt van de burgemeester weer over de veiligheidssituatie in en rondom de Citadel; volgens hem voldeed die niet. Naar het oordeel van het hof stond het de burgemeester vrij dergelijke uitlatingen te doen, ook waar deze inhielden dat hij niet eens was met de uitspraak van de bestuursrechter. Ook is niet gebleken dat de uitlatingen feitelijk onjuist waren. Het hof overweegt hierbij dat het gegeven dat het sluitingsbevel en het intrekkingsbesluit door de bestuursrechter zijn vernietigd, nog niet betekent dat de bestreden uitlatingen onjuist zijn, laat staan onrechtmatig.
In casu hebben de uitlatingen derhalve niet de geldende grenzen aan de vrijheid van meningsuiting – die ook aan de overheid en overheidsbestuurders toekomt - overschreden.
3.21 Nog los van het voorgaande geldt ook hier dat in het geheel niet aannemelijk is geworden dat de gestelde uitlatingen (dat wil zeggen: de weergave daarvan in de pers) hebben geleid tot de gestelde omzetschade. Dit geldt temeer voor uitlatingen in krantenpublicaties van september 2004 (ruim anderhalf jaar na de onrechtmatige sluiting) of 11 februari 2008 (toen de Citadel al lang niet meer bestond), zodat het hof deze verder onbesproken zal laten.
De grieven 4 en 5 falen.
3.22 Grief 6 richt zich tegen r.o. 4.10 van het bestreden vonnis, waarin de rechtbank de gevorderde advocaatkosten van de Citadel heeft afgewezen.
3.23 De vordering van de Citadel tot vergoeding van advocaatkosten berust met name op de stelling dat de gemeente misbruik van recht heeft gemaakt, door in hoger beroep te gaan van de uitspraak van de bestuursrechter van 31 december 2003. Naar ’s hofs oordeel zijn er echter onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit volgt dat het de gemeente in dit geval redelijkerwijs niet vrij stond om hoger beroep in te stellen van die uitspraak. De omstandigheid dat de Citadel in overleg was met de gemeente over een verbetering van de veiligheidssituatie, dat de Citadel al allerlei veiligheidsmaatregelen had genomen en dat geen sprake was van het overtreden van voorschriften door de Citadel, acht het hof in dit verband onvoldoende. Derhalve is geen sprake van misbruik van recht en evenmin van handelen in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. Ook ziet het hof geen aanleiding voor het oordeel dat sprake was van een persoonlijke strijd van de gemeente tegen de Citadel.
3.24 Ook overigens ziet het hof geen aanleiding de vordering tot vergoeding van advocaatkosten toe te wijzen, nu deze kosten – die betrekking hebben op de verschillende procedures die de Citadel heeft gevoerd – enkel vergoed kunnen worden door middel van een proceskostenvergoeding in de betreffende procedures.
3.25 Voor zover de Citadel in de toelichting op de grief nog andere schadeposten vordert (de kosten van het rapport van HLB Schippers en de kosten van extra financiering), overweegt het hof dat deze kosten niet kunnen worden toegewezen, nu, zoals uit het voorgaande blijkt, in het geheel niet is komen vast te staan dat de Citadel tot een hoger bedrag dan de reeds toegewezen € 5.000,-- schade heeft geleden. Nu het rapport van HLB Schippers als een ondeugdelijke onderbouwing van de schade moet worden gesteld, is er ook om die reden geen grond de kosten hiervoor te vergoeden.
Grief 6 faalt.
3.26 Bij grief 7 keert de Citadel zich tegen r.o. 4.11 van het bestreden vonnis, waarin de rechtbank heeft overwogen dat geen sprake is geweest van misbruik door de gemeente van de situatie waarin de Citadel zich bevond, door het bedrijfspand van de Citadel voor een te lage prijs over te nemen.
3.27 Het hof overweegt dat art. 16 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (zoals dat destijds gold) een afzonderlijke rechtsgang kent voor bezwaren tegen de prijs die de gemeente biedt. In de onderhavige procedure is geen plaats om alsnog inhoudelijk in te gaan op de bezwaren van de Citadel tegen de hoogte van de prijs, noch tegen het ontbreken van een (afzonderlijke) vergoeding voor goodwill.
De grief faalt.
3.28 Grief 8 heeft geen zelfstandige betekenis en moet daarom ook falen.
Slotsom
3.29 De grieven falen. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen. Als de in het ongelijk te stellen partij zal de Citadel worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Alkmaar van
3 juni 2009;
veroordeelt de Citadel in de kosten van het hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van de gemeente op € 420,-- aan verschotten en € 2.682,-- voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, J.C. Toorman en H.J.M. Boukema en in het openbaar uitgesproken op
8 februari 2011 door de rolraadsheer.