ECLI:NL:GHAMS:2011:BP6438

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.073.646-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing kosten voorlopig deskundigenbericht in hoger beroep tegen Kloes Eyeclinic

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toewijzing van kosten voor een voorlopig deskundigenbericht. De zaak betreft een geschil tussen [Appellante] en Kloes Medisch Centrum B.V., h.o.d.n. Kloes Optiek Eyeclinic, naar aanleiding van een laserbehandeling die door een medewerker van Kloes Eyeclinic is uitgevoerd. De rechtbank had eerder op 11 augustus 2010 geoordeeld dat Kloes Eyeclinic niet aansprakelijk was voor de kosten van het deskundigenbericht, wat door [Appellante] werd betwist. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende aannemelijkheid bestaat dat Kloes Eyeclinic uiteindelijk aansprakelijk zal zijn voor de schade die voortvloeit uit de behandelingen. Het hof heeft daarbij verwezen naar de rechtspraak omtrent artikel 6:98 BW en heeft geconcludeerd dat de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigd moet worden. Het hof heeft Kloes Eyeclinic veroordeeld in de kosten van het voorlopig deskundigenbericht, dat is vastgesteld op € 3.332,--, en ook in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van [Appellante] zijn begroot op € 314,-- aan verschotten en € 1.788,-- voor salaris. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
in de zaak van:
[APPELANTE],
wonende te [A],
APPELLANTE,
advocaat: mr. C.C.J. de Koning te Zeist,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KLOES MEDISCH CENTRUM B.V., h.o.d.n. KLOES OPTIEK EYECLI-NIC,
gevestigd te Beverwijk,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. V.J.M.H.Y. van Haaster, te Haarlem.
Partijen worden hierna [Appellante] en Kloes Eyeclinic genoemd.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 [Appellante] is bij beroepschrift, bij de griffie van het hof ingekomen op 22 september 2010, in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te Haarlem van 11 augustus 2010, onder rekestnummer 159441/HA RK 09-114 gewezen tussen [Appellante] als verzoekster en Kloes Eyeclinic als verweer-ster. Het beroepschrift strekt ertoe dat het hof bij beschik-king uitvoerbaar bij voorraad genoemde beschikking zal vernie-tigen en Kloes Eyeclinic alsnog zal veroordelen in de kosten van het voorlopig deskundigenbericht, dan wel alsnog een nieuwe termijn zal vaststellen waarbinnen [Appellante] de bodemproce-dure aanhangig dient te maken, onder - voor de duur van die termijn - in debetstelling van de voornoemde kosten, met ver-oordeling van Kloes Eyeclinic in de kosten van het verzoek-schrift en het hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad.
1.2 Op 29 september 2010 is ter griffie van het hof een ver-weerschrift van Kloes Eyeclinic ingekomen. Zij verzoekt het hof daarin de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en de verzoeken van [Appellante] af te wijzen.
1.3 Op 9 december 2010 heeft de mondelinge behandeling van het hoger beroep plaatsgevonden, waarbij de advocaten van partijen het woord hebben gevoerd. Ten behoeve van deze behandeling is door [Appellante] bij brief van 27 oktober 2010 nog een produc-tie in het geding gebracht.
1.4 Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en meege-deeld dat uitspraak zal volgen.
2. De feiten
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking van 11 augustus 2010 onder 1.1 tot en met 1.8 onder het kopje ´Het verdere ver-loop van de procedure´ een aantal feiten als in deze zaak vast-staand aangemerkt. Daaromtrent bestaat tussen partijen geen ge-schil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
3. De beoordeling
3.1 Het gaat in deze zaak, voor zover in hoger beroep relevant, om het volgende.
3.2 [Appellante] heeft in eerste aanleg bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht teneinde daarmee haar bewijspositie in een eventuele bodemprocedure te kunnen bepalen. Onderwerp daarvan betrof de vraag of Kloes Eyeclinic aansprakelijk is voor de schadelijke gevolgen van een door de bij Kloes Eyeclinic werk-zame [Medewerker] bij [Appellante] aan haar beide ogen verrich-te laserbehandeling. Bij de behandeling van het linkeroog tra-den complicaties op, die ertoe hebben geleid dat het zicht in dit oog bij [Appellante] in ernstige mate is verslechterd.
3.3 Op grond van een hem daartoe door de rechtbank verstrekte opdracht heeft deskundige prof. dr. A.F. Deutman op 3 juni 2010 aan de rechtbank zijn rapport uitgebracht. In zijn rapport geeft prof. Deutman onder meer het volgende te kennen:
´(…)
Ad 2. De diagnose op mijn vakgebied is intrastromale corneale troebe-lingen OS na Lasik behandeling met complicaties.
(…)
Ad 3. De heer [Medewerker] heeft bij betrokkene op 27-09-07 een Lasik correctie ODS uitgevoerd. Volgens mijn inzichten is de heer [Medewer-ker] daartoe niet bevoegd, tenzij dit gebeurt onder controle van een gekwalificeerde oogarts.
(…)
Ad 4. Op 30-11-07 is een Femtosecond laser procedure bij OS in Rotter-dam verricht. Hij [lees: [Medewerker]] is daar volgens mij alleen toe bevoegd onder begeleiding van een gekwalificeerde oogarts. In hoeverre de oogarts [X] nuttige steun gaf is mij niet bekend. Of de heer [Mede-werker] hier bekwaam genoeg voor was is mij niet bekend aangezien het om een heel nieuwe technologie gaat. Wel is deze ingreep mijns inziens te vroeg gedaan omdat gewoonlijk 3 maanden gewacht wordt na een button hole flap om een poging tot het maken van een nieuwe flap te doen.
(…)
Ad 8. Zonder de opgetreden incidenten zou betrokkene met correctie nog goed kunnen zien.
(…)´
3.4 Na de ontvangst van dit rapport heeft de rechtbank partijen op grond van het bepaalde in art. 205 lid 2 Rv in de gelegen-heid gesteld zich uit te laten over de vraag welke partij de kosten van het voorlopig deskundigenbericht, vastgesteld op een bedrag van € 3.332,--, dient te dragen. De (voormalig) advocaat van [Appellante] heeft de rechtbank daarop bij schrijven van 5 juli 2010 verzocht om art. 205 lid 2 Rv buiten toepassing te laten, omdat [Appellante] een bodemprocedure aanhangig zal gaan maken en de kosten van het voorlopig deskundigenbericht daarin kunnen worden betrokken.
3.5 Nadat de rechtbank partijen vervolgens heeft verzocht haar uiterlijk op 1 augustus 2010 te bevestigen dat deze bodemproce-dure aanhangig is gemaakt, heeft de (opvolgend) advocaat van [Appellante] de rechtbank bij schrijven van 29 juli 2010 ver-zocht Kloes Eyeclinic in de kosten van de procedure te veroor-delen dan wel [Appellante] een aanvullende termijn van twee maanden te verlenen voor het aanhangig maken van bedoelde bo-demprocedure.
3.6 De rechtbank heeft [Appellante] vervolgens met toepassing van (de hoofdregel van) art. 195 lid 1 Rv veroordeeld in de kosten van het deskundigenbericht. De rechtbank heeft daartoe onder meer geoordeeld dat, anders dan [Appellante] stelt, niet zonder meer op grond van het rapport van prof. Deutman kan wor-den geconcludeerd dat Kloes Eyeclinic aansprakelijk is voor haar schade.
3.7 Het hoger beroep richt zich tegen voornoemde beslissing van de rechtbank en strekt ertoe dat het hof Kloes Eyeclinic alsnog zal veroordelen in de kosten van het voorlopig deskundigenbe-richt, dan wel alsnog een nieuwe termijn zal vaststellen waar-binnen [Appellante] de bodemprocedure aanhangig dient te maken, onder - voor de duur van die termijn - in debetstelling van de voornoemde kosten.
3.8 Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat uit het rapport van prof. Deutman een aantal ernstig te nemen tekortko-mingen aan de zijde van Kloes Eyeclinic naar voren komt. Niet alleen heeft deze deskundige de bevoegdheid van [Medewerker] tot het verrichten van de betreffend medische handelingen in twijfel getrokken, maar hij heeft ook te kennen gegeven dat de tweede behandeling naar zijn mening op te korte termijn is uit-gevoerd. Ter zitting is bovendien gebleken dat de dvd´s waarop de behandelingen zijn vastgelegd niet, althans niet meer volle-dig beschikbaar zijn. De eerste dvd zou zijn weggeraakt en de tweede dvd zou volgens opgave van [Medewerker] incompleet zijn in verband met technische mankementen.
3.9 Het hof acht op grond van het voorgaande aannemelijk dat de
behandeling(en) door bij Kloes Optiek werkzame [Medewerker] niet hebben voldaan aan de daaraan te stellen eisen. Onder ver-wijzing naar de rechtspraak bij art. 6:98 BW, meer in het bij-zonder ook het arrest van HR 11 juli 2003, NJ 2005, 50 (Braven-boer/London), acht het hof eveneens in voldoende mate aanneme-lijk dat Kloes Eyeclinic uiteindelijk aansprakelijk zal kunnen worden gehouden voor de kosten die zijn verbonden aan het voor-lopig deskundigenrapport. Daarbij kan in het licht van voormel-de rechtspraak buiten beschouwing blijven of (voldoende aanne-melijk is dat) uiteindelijk zal komen vast te staan dat de schade van [Appellante] het gevolg is van foutief medisch han-delen van [Medewerker].
Om deze reden ziet het hof aanleiding de beslissing van de rechtbank te vernietigen en Kloes Eyeclinic alsnog te veroorde-len in de kosten van het voorlopig deskundigenbericht.
Slotsom
3.10 De conclusie is dat het hoger beroep slaagt en dat Kloes Optiek alsnog zal worden veroordeeld in de kosten van het voor-lopig deskundigenbericht. Kloes zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank te Haarlem van 11 augustus 2010, onder rekestnummer 159441/HA RK 09-114 tussen [Appellante] als verzoekster en Kloes Eyeclinic als verweerster gewezen;
veroordeelt Kloes Eyeclinic in de kosten van het voorlopig des-kundigenbericht, belopende een bedrag van € 3.332,-- , door overmaking van dit bedrag op rekeningnummer 56.99.90.629 ten name van MvJ arrondissement Haarlem onder vermelding van ´proceskostenveroordeling´ en het zaak- en rolnummer;
veroordeelt Kloes Eyeclinic in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [Appellante] tot op heden begroot op € 314,-- aan verschotten en € 1.788,-- voor salaris.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, H.J. Bouman en M. Kremer en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2011 door de rolraadsheer.