3.1Het gaat in beide zaken om het volgende.
3.1.1[geïntimeerde] is op 2 augustus 2002 in dienst getreden van [appellante] . Naast een vast salaris van € 7.200,00 bruto per maand maakte [geïntimeerde] aanspraak op provisie.
3.1.2[appellante] heeft [geïntimeerde] op 22 december 2008 in kennis gesteld van haar voornemen hem te ontslaan en [geïntimeerde] vrijgesteld van de verplichting arbeid te verrichten. Op 7 januari 2009 heeft [appellante] bij de kantonrechter te Amsterdam een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend, welk verzoek de kantonrechter bij beschikking van 31 maart 2009 heeft afgewezen.
3.1.3Bij brief van 6 april 2009 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] aan [appellante] verzocht om overleg over hervatting van de werkzaamheden. [appellante] heeft bij brief van 8 april 2009 aan [geïntimeerde] meegedeeld dat deze op 15 april 2009 op kantoor moest komen voor werkoverleg en dat de gemachtigde van Wees daarbij niet zou worden toegelaten.
3.1.4Op 14 april 2009 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] aan [appellante] bericht dat het vertrouwen van [geïntimeerde] ernstig beschadigd was, dat over een aantal in de brief opgesomde onderwerpen duidelijke afspraken gemaakt moesten worden voordat van werkhervatting sprake kon zijn, dat [geïntimeerde] niet bereid was dit gesprek buiten aanwezigheid van zijn gemachtigde te voeren en dat van een standaard werkoverleg geen sprake kon zijn.
3.1.5Per e-mail van 14 april 2009 heeft de gemachtigde van [appellante] aan de gemachtigde van [geïntimeerde] geantwoord dat niet laatstgenoemde maar [appellante] de agenda voor het overleg bepaalde, dat [geïntimeerde] moest verschijnen zonder voorwaarden vooraf te stellen en dat de gemachtigde van [geïntimeerde] niet zou worden toegelaten.
3.1.6Nadat de gemachtigde van [geïntimeerde] per fax had geantwoord dat [geïntimeerde] niet op 15 april 2009 zou verschijnen en de gemachtigde van [appellante] op 16 april 2009 aan de gemachtigde van [geïntimeerde] had laten weten dat de loonbetaling zou worden opgeschort en dat [geïntimeerde] op alsnog 20 april 2009 voor werkoverleg moest verschijnen, heeft [geïntimeerde] zich op die dag bij [appellante] gemeld.
3.1.7Op 20 april 2009 heeft [appellante] aan [geïntimeerde] meegedeeld en per e-mail op 24 april 2009 aan hem bevestigd dat [appellante] had besloten tot invoering van een nieuw salesmodel. Voor [geïntimeerde] hield dat in dat hij zich meer dan voorheen diende te concentreren op het werven van nieuwe klanten en dat het provisiesysteem werd veranderd. In de e-mail van 24 april 2009 liet [appellante] ook weten dat zij hoopte de week daarop een mediator aan [geïntimeerde] te kunnen presenteren.
3.1.8Partijen hebben hun geschil onderworpen aan mediation maar die is zonder resultaat op 11 juni 2009 beëindigd.
3.1.9Een e-mail van 15 juni 2009 van de heer [naam 1] aan [geïntimeerde] (Productie 5 MvA) houdt onder meer het volgende in:
“ Hallo [geïntimeerde] ,
Voor een opdracht in Afrika belde ik vorige week met [appellante] en via [bedrijf] hoorde ik dat jij en [appellante] op een minder prettige manier uit elkaar aan het gaan zijn.(…)”
3.1.10[appellante] heeft [geïntimeerde] bij brief van 11 juni 2009 gesommeerd om zijn werkzaamheden op 16 juni 2009 te hervatten.
3.1.11Bij (fax-)brief van 16 juni 2009 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] gereageerd op de sommatiebrief van [appellante] . Deze brief houdt onder meer het volgende in:
“Bij brief van 11 juni 2009 hebt u cliënt gesommeerd op dinsdag 16 juni 2009 om 9.00 zijn werkzaamheden te hervatten.
Uw brief valt niet te rijmen met de uitkomst van het mediationtraject. Nu geen akkoord bereikt is over de hoogte van de ontslagvergoeding, wordt thans klaarblijkelijk wederom een poging ondernomen om cliënt zonder enige vergoeding te ontslaan. U gedraagt zich hiermee jegens cliënt niet als een goed werkgever betaamt, om niet te zeggen, volstrekt onbehoorlijk.
In dit verband wijs ik nogmaals op mijn brief van 14 april 2009. Op generlei wijze is [appellante] tot op heden bereid geweest afspraken te maken op welke voorwaarden deze werkhervatting dient plaats te vinden.
[appellante] heeft daarbij wel duidelijk gemaakt dat cliënt alleen tot zijn werkzaamheden toegelaten wordt indien hij afstand doet van de gedurende vele jaren door hem opgebouwde cliëntenportefeuille én instemt met een aanzienlijke verlaging van de bestaande provisieafspraken. Evenmin zijn afspraken gemaakt over de vergoeding van de door cliënt als gevolg van de onrechtmatige ontslag geleden schade. Niet valt in te zien op welke wijze cliënt onder deze omstandigheden zijn werkzaamheden zou kunnen hervatten.
Gezien de herhaalde pogingen cliënt op gefingeerde gronden te ontslaan, uitsluitend gemotiveerd op economische gronden, ontbreekt bij cliënt het vertrouwen om de arbeidsrelatie met [appellante] te continueren. Cliënt zal geen gevolg geven aan uw sommatie. In plaats daarvan zal een verzoekschrift ingediend worden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en vaststelling van een ontslagvergoeding. Daarnaast zal een procedure tot schadevergoeding en nog verschuldigde provisies aanhangig gemaakt worden.”
3.1.12[appellante] heeft [geïntimeerde] bij brief van 17 juni 2009 op staande voet ontslagen omdat [geïntimeerde] op 16 juni 2009 niet op het werk was verschenen, terwijl de werkweigering kennelijk als duurzaam moest worden beschouwd en de voor werkweigering aangevoerde gronden ondeugdelijk waren.
3.1.13Bij brief van 18 juni 2009 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] de nietigheid van het ontslag ingeroepen.
3.1.14Bij beschikking van 28 augustus 2009 van de kantonrechter te Amsterdam is de arbeidsovereenkomst tussen partijen, voorzover deze nog bestaat, ontbonden per 16 september 2009.