parketnummer: 23-003537-09
datum uitspraak: 18 mei 2010
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen - na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 30 juni 2009 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2007 in de strafzaak onder parketnummer 13-524360-06 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [woonadres],
thans gedetineerd in PI.
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. De rechtbank heeft onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 34 vermelde voorwerpen - kogels en hulzen - en de teruggave aan de verdachte gelast van het onder nummer 35 vermelde voorwerp.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof te Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 21 maart 2008 parketnummer 23/002434-07 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 30 juni 2009 het arrest van het gerechtshof te Amsterdam vernietigd, en de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam teruggewezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 15 maart 2007 en - na terugwijzing - op de terechtzitting van dit hof van 4 mei 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
1 primair.
hij op of omstreeks 28 oktober 2006 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade (in cafe "[cafe] verblijvende) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of een of meer (tot nu toe onbekend gebleven) personen van het leven te beroven, met dat opzet enal dan niet na kalm beraad en rustig overleg, (vanaf de straat voor het cafe "[cafe]") (van korte afstand) veertien, althans een aantal malen, met een pistool, althans een vuurwapen, op de (gesloten) deur en/of het (geblindeerde) raam van dat café heeft geschoten terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of een of meer(tot nu toe onbekend gebleven) personen zich in het café bevonden;
1 subsidiair.
hij op of omstreeks 28 oktober 2006 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (in cafe "[cafe] verblijvende) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of een of meer (tot nu toe onbekend gebleven) personen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (vanaf de straat voorhet cafe "[cafe]") (van korte afstand) veertien, althans een aantal malen, met een pistool, althans een vuurwapen, op de (gesloten) deur en/of het (geblindeerde) raam van dat café heeft geschoten terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of een of meer (tot nu toe onbekend gebleven) personen zich in het café bevonden;
2.
hij op of omstreeks 28 oktober 2006 te Amsterdam een wapen van categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie, te weten een pistool (merk Glock), en/of munitie van categorie II en/of III van de Wet Wapens en Munitie, te weten veertien patronen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde:
hij op 28 oktober 2006 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade de in café [cafe] verblijvende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en tot nu toe onbekend gebleven personen van het leven te beroven, met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg vanaf de straat voor het café [cafe] van korte afstand veertien maal met een pistool op de gesloten deur en het geblindeerde raam van het café heeft geschoten terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en tot nu toe onbekend gebleven personen zich in het café bevonden;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
hij op 28 oktober 2006 te Amsterdam een wapen van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten een pistool (merk Glock) en munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 14 patronen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het hof leidt uit het proces-verbaal van bevindingen (dossier doorgenummerd blz. 132 e.v.) en de daarbij behorende foto's (blz.139-178) in het dossier af dat zich aan de voorzijde van het café de (glazen) toegangsdeur en rechts daarvan een groot raam bevindt. Via die toegangsdeur komt men in een langwerpige hal terecht, met direct tegenover die toegangsdeur een tweede (grotendeels glazen) deur (hierna te noemen: tweede deur) die toegang geeft tot het café. Het café zelf is een open en overzichtelijke ruimte, die door de verdachte tevoren meermalen is bezocht. Vrijwel recht tegenover de tweede deur bevindt zich een bar en voor het grote raam (rechts naast de toegangsdeur) staat een langwerpige tafel. Op die tafel stonden - na de schietpartij - nog borden met etensresten en (gevulde) glazen. Voor die tweede deur en voor het grote raam hingen ten tijde van de schietpartij gesloten gordijnen.
De verdachte wist, zo heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep herhaald, dat ten tijde van zijn schieten personen in het café aanwezig waren. Niettemin heeft hij, terwijl hem door die gesloten gordijnen ieder zicht op hetgeen zich op dat moment in het café afspeelde was ontnomen en hij zonder zich ervan te vergewissen of die personen zich in veiligheid hadden gebracht danwel hij anderszins wetenschap had van de positie van elk van die personen in die ruimte, van dichtbij op die glazen voordeur en op dat grote raam in twee salvo's in totaal 14 kogels afgevuurd. Die kogels zijn het café binnengedrongen op een hoogte van ongeveer 1.70 meter (blz. 3 e.v.).
Het voorgaande, gevoegd bij het feit dat afgevuurde kogels bij uitstek geschikt zijn om dodelijk letsel te veroorzaken, voert tot de slotsom dat de verdachte door aldus te handelen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die kogels één of meer van de in het café aanwezige personen dodelijk zouden treffen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte niet naar het café is teruggekeerd om te schieten. Het besluit om te schieten nam de verdachte pas op het moment dat men weigerde om met hem te praten. Het schieten door de verdachte is onmiddellijk gevolgd op dát besluit, zodat geen sprake was van enige tijd om zich te beraden.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Voor bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad is vereist dat komt vast te staan dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en dat de verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven (Hoge Raad 5 februari 2008, LJN: BB4959).
Op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof – voor zover hier van belang – de volgende gang van zaken vast. Op zeker moment is de verdachte uit het café verwijderd, waarna hij dreigende woorden heeft gebezigd als: "wacht maar, jullie zien wel", "morgen zitten jullie hier niet meer" en "wacht maar, ik laat het er niet bij zitten", hetgeen volgt uit de verklaringen van [betrokkene] (blz. 33), [slachtoffer 2] (blz. 44) en [slachtoffer 3] (blz. 47). Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij niet uitsluit deze woorden te hebben gebezigd.
De verdachte is vervolgens bij het café weggegaan en - volgens zijn eigen verklaring na ongeveer 5 à 10 minuten te hebben rondgelopen - naar het café teruggegaan.
Hij heeft op de deur geklopt en toen die deur voor hem gesloten bleef, heeft hij zijn wapen uit zijn broekband gepakt en (uiteindelijk) op het café geschoten.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte in ieder geval de gelegenheid gehad om na te denken over wat hij zou doen vanaf het moment dat hij bij het café was weggelopen. Ook als de verdachte toen niet kalm en rustig was, maar daarentegen woedend, staat dat er niet aan in de weg dat de gelegenheid heeft bestaan om zich gedurende die tijd te bezinnen. Hieruit leidt het hof de voorbedachte raad af.
Het hof overweegt voorts en ten overvloede dat ook indien wordt uitgegaan van de juistheid van de door de raadsvrouw gegeven lezing, erop neerkomend dat de verdachte pas besloot om te schieten toen - bij de deur van het café - bleek dat men weigerde om met hem te praten, het bewijsverweer faalt. Vaststaat immers dat de verdachte bij terugkomst op de deur van het café heeft geklopt en dat hij toen die deur voor hem gesloten bleef het wapen uit zijn broekband heeft gehaald. Toen de verdachte met het wapen in de hand voor het café stond, heeft [slachtoffer 3] met de verdachte gebeld en hem verteld dat hij de boel niet moest verpesten, dat de politie was gebeld en dat hij moest weggaan (blz. 47). De verdachte heeft daarop geantwoord dat hij het niet pikte en dat iedereen één voor één naar buiten moest komen. Ook zei hij: "Ik ga jullie kapot schieten", waarna hij daadwerkelijk op het café heeft geschoten.
Daarbij komt nog dat de verdachte volgens zijn verklaring (blz. 74) het wapen en de magazijnhouder altijd van elkaar gescheiden bij zich draagt. Het hof leidt uit die verklaring af dat de verdachte op enig moment, maar in ieder geval vóórdat hij daadwerkelijk in twee salvo's op het café heeft geschoten, de magazijnhouder in het wapen heeft gestopt. Ook in deze situatie heeft de verdachte aldus de gelegenheid gehad om zich te bezinnen en moet worden aangenomen dat hij heeft gehandeld met voorbedachten rade.
De raadsvrouw heeft nog betoogd dat de verdachte in verregaande staat van dronkenschap verkeerde hetgeen in de visie van de verdediging dient te worden meegewogen bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad. Het hof wil aannemen dat gebruik van alcoholhoudende drank invloed heeft uitgeoefend op verdachtes (geestes)gesteldheid, doch naar ’s hofs oordeel is niet aannemelijk geworden dat verdachte toen en daar door dat gebruik in een zodanige toestand heeft verkeerd dat op grond daarvan in redelijkheid niet mag worden aangenomen dat voor de verdachte de mogelijkheid tot de eerder bedoelde bezinning heeft open gestaan.
3. Voorwaardelijke verzoeken
a.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat, indien het hof eraan mocht twijfelen dat de verdachte op hardhandige wijze uit het café is verwijderd en dat hij daarbij een bloedneus heeft opgelopen, zij het verzoek doet tot het doen verrichten van een nader vergelijkend DNA onderzoek naar het bloedmonster dat op stoep voor het café is veilig gesteld.
Het hof gaat uit van de juistheid van verdachtes verklaring, erop neerkomend dat hij op hardhandige wijze uit het café is verwijderd en dat hij daarbij inderdaad een bloedneus heeft opgelopen, zodat de aan het verzoek verbonden voorwaarde niet is vervuld zodat hierop geen beslissing meer hoeft te worden genomen.
b.
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat, indien het hof mocht twijfelen aan de lezing van de verdediging dat het wapen dat de verdachte heeft gebruikt, een Glock 19, een vol automatisch wapen is en dat toen de verdachte eenmaal de trekker had overgehaald en deze overgehaald heeft gehouden successievelijk de kogels werden afgevuurd, zij het verzoek doet tot het doen verrichten van nader technisch deskundig onderzoek.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting medegedeeld dat een Glock 19 weliswaar automatisch werkt, maar dat de verdachte per schot – zij het met lichte druk – de trekker heeft moeten overhalen om telkens een kogel af te vuren.
Voor het hof is het om het even of de verdachte telkens de trekker (licht) heeft moeten overhalen om telkens een kogel af te vuren of dat hij eenmaal de trekker heeft overgehaald en deze in die positie heeft gehouden tengevolge waarvan de kogels successievelijk zijn afgevuurd. In beide situaties heeft hij er immers voor gekozen zijn magazijn, waarin zich 14 kogels bevonden leeg te schieten op een hoogte van 1.70 meter in de richting van de ruimte waar zich naar hij wist mensen bevonden.
In het licht van het bovenstaande acht het hof nader onderzoek niet noodzakelijk Derhalve wordt het (voorwaardelijke) verzoek van de raadsvrouwe afgewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde:
poging tot moord, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en maatregel
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. De rechtbank heeft onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 34 vermelde voorwerpen - kogels en hulzen - en de teruggave aan de verdachte gelast van het onder nummer 35 vermelde voorwerp.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging moord (meermalen gepleegd) en het voorhanden hebben van een wapen en munitie. De verdachte is op 28 oktober 2006 in staat van dronkenschap hardhandig uit het café '[cafe]' verwijderd. Hij is vervolgens scheldend en dreigend bij dat café weggegaan, heeft een rondje gelopen en is er teruggekeerd. Verdachte heeft vervolgens uit zijn broekband een wapen gepakt en heeft met dat wapen in twee salvo's in totaal veertien kogels op de glazen deur en op het geblindeerde raam van het café afgevuurd. In het café bevond zich op dat moment een aantal bezoekers. Dat geen van hen hierbij gewond is geraakt of het leven heeft gelaten lijkt, gelet op het feit dat de verdachte de kogels op een hoogte van 1,70 meter heeft afgevuurd, slechts toeval.
Een dergelijke vorm van excessief geweld is bijzonder beangstigend voor de in het café aanwezige bezoekers, die mochten vrezen voor hun leven, en schokt de rechtsorde.
Het onderhavige schietincident onderstreept voorts de noodzaak dat krachtig dient te worden opgetreden tegen het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie.
Het hof heeft kennis genomen van de voorlichtingsrapportage van de Jellinek van 8 maart 2007 opgemaakt door mevrouw M. van den Engel, reclasseringswerker, alsmede van een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 april 2010, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf voor de duur van zeven jaren, zoals ook door de rechter in eerste aanleg is opgelegd en door de advocaat-generaal in hoger beroep is geëist, passend en geboden.
De mogelijke gevolgen die de strafoplegging heeft voor de verblijfsstatus van de verdachte vormen naar het oordeel van het hof, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen aanleiding om een lagere straf als hierboven aangegeven op te leggen.
De hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerpen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar aangezien het onder 1 primair bewezen verklaarde met behulp van deze voorwerpen is begaan, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 45, 57, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Onttrekt aan het verkeer de op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 34 vermelde in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een stuk papier -, 06-51884307.
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. J.D.L. Nuis en mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van mr. J.K.D. Bakker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 mei 2010.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.