GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 31 augustus 2010 in de zaak onder nummer 200.048.479/01 NOT van:
[klager],
wonende te [ ],
APPELLANT,
[de notaris],
notaris te [ ],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. R.S. Meijer.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof is op 16 november 2009 van de zijde van appellant, hierna klager, een verzoekschrift – met bijlagen – ingekomen, waarbij hij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te ‘s-Gravenhage, hierna de kamer, van 4 november 2009, waarbij de kamer de klacht gericht tegen geïntimeerde, verder de notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2. Klager heeft bij brief, ingekomen ter griffie op 17 november 2009, nog twee bijlagen aan het hof doen toekomen.
1.3. Van de zijde van de notaris is op 30 december 2009 een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 juli 2010.
Klager, de notaris en zijn gemachtigde zijn verschenen. Zij hebben allen het woord gevoerd, klager en de gemachtigde van de notaris aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Voor zover partijen bezwaar hebben gemaakt tegen de vaststelling van de feiten zal dit – voor zover nodig – in de beoordeling worden besproken.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de notaris het volgende:
a) de notaris heeft zich niet voldoende ingespannen om de mondelinge overeenkomst uit te voeren die tussen klager en klagers zwager was gesloten bij de notaris op 27 december 2006;
b) na rondzending van de conceptovereenkomst heeft de notaris niets meer aan klager laten horen; evenmin heeft de notaris klager schriftelijk medegedeeld dat hij zijn bemiddeling had gestaakt;
c) op een telefonisch verzoek van klager om hem de conceptovereenkomst te zenden, omdat hij deze niet meer in zijn bezit had, reageerde de notaris slechts met “sorry de zaak is afgesloten”.
4.2. In hoger beroep heeft klager nog aanvullende klachten geformuleerd.
5. Het standpunt van de notaris
De notaris heeft de stellingen van klager betwist en zich – kort weergegeven – als volgt verweerd:
5.1. Op 27 december 2006 vond een bespreking met klager en diens zwager plaats ten kantore van de notaris. Tijdens deze bespreking verklaarde de notaris zich bereid een conceptovereenkomst op te stellen, zonder voorwaarden vooraf, waarin de familieleden overeenkomen op welke wijze het overleg over – en de financiering van de zorg van hun moeder zou kunnen plaatsvinden. Op 4 januari 2007 heeft de notaris deze conceptovereenkomst aan betrokkenen gestuurd. Uit de correspondentie die hierop volgde en uit de gesprekken die de notaris voerde met betrokkenen bleek de notaris dat tussen partijen onvoldoende vertrouwen bestond om daadwerkelijk tot ondertekening en nakoming van de conceptovereenkomst te kunnen komen. De notaris heeft vervolgens geconcludeerd dat verdere bemiddeling geen verandering in de situatie zou brengen, heeft dit aan partijen medegedeeld en het dossier gesloten.
5.2. Klager heeft enkele malen bij de notaris navraag gedaan naar het uitblijven van een akkoord tussen hem en zijn zusters, waarop de notaris hem telkens heeft medegedeeld dat overeenstemming over een regeling niet haalbaar was gebleken.
5.3. De conceptovereenkomst is op 4 januari 2007 per post aan betrokkenen gezonden en nogmaals, op diens verzoek, aan klager afzonderlijk per e-mail als pdf-bijlage op 9 januari 2007. Op het e-mailverzoek van klager gericht aan de secretaresse van de notaris van 19 juli 2007 heeft de secretaresse klager verwezen naar de eerdere toezending van het concept met mededeling dat dit dossier was gesloten. Hierop is door klager niet meer gereageerd, zodat de secretaresse heeft aangenomen dat klager het concept weer had gevonden.
5.4. Na het overlijden van de moeder van klager heeft de notaris medegedeeld dat hij niet meer bereid was als executeur-testamentair op te treden, waarbij hij tevens heeft voorgesteld dat de erven contact zouden opnemen met een andere notaris die hij geschikt achtte en bereid had gevonden voor hen op te treden. De notaris heeft zijn beslissing toegelicht als voortvloeiend uit de “strategie” van zijn kantoor, maar de werkelijke reden was dat de notaris zichzelf vanwege de aan hem door partijen over elkaar meegedeelde verwijten niet meer in staat achtte de taak op onbevangen wijze te verrichten.
6.1. Met betrekking tot de door klager voor het eerst in hoger beroep naar voren gebrachte klachten wordt overwogen dat in hoger beroep alleen die klachten kunnen worden behandeld die reeds in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. Klager zal niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van deze klachtonderdelen.
6.2. Ten aanzien van de klachtonderdelen a) en b) is het hof van oordeel dat het onderzoek in hoger beroep niet heeft geleid tot vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
6.3. Ten aanzien van klachtonderdeel c) overweegt het hof dat aan klager, als cliënt van de notaris en als belanghebbende, niet geweigerd had mogen worden opnieuw de conceptovereenkomst toe te zenden. Dat het dossier reeds gesloten was doet hieraan niet af. Het hof is van oordeel dat deze klacht gegrond is, maar acht die klacht van dien aard dat hiervoor geen maatregel dient te worden opgelegd. Het hof zal de beslissing van de kamer in zoverre vernietigen.
6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.5. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
- verklaart klager niet-ontvankelijk in de eerst in hoger beroep geformuleerde klachtonderdelen;
- vernietigt de beslissing van de kamer voor zover het klachtonderdeel c) betreft en opnieuw rechtdoende:
- verklaart klachtonderdeel c) gegrond;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, S. Clement en A.H.N. Stollenwerck en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2010 door de rolraadsheer.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen ’s-Gravenhage
Beslissing d.d. 4 november 2009 inzake de klacht onder nummer 09-13 van:
[...],
hierna ook te noemen: klager,
[...],
notaris te [...],
hierna ook te noemen: de notaris.
De Kamer heeft kennisgenomen van:
• de klacht, met bijlagen, ingekomen op 3 maart 2009;
• het antwoord van de notaris;
• de repliek van klager;
• de dupliek van de notaris.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2009.
Daarbij waren aanwezig:
• klager;
• de notaris.
Van het verhandelde is procesverbaal opgemaakt. De ter zitting overgelegde pleitaantekeningen van klager zijn in kopie aan het procesverbaal gehecht.
In november 2006 heeft de notaris contact gehad met na te noemen familieleden van klager in verband met het verzoek van de twee zusters van klager, [klagers zuster 01] en [klagers zuster 02], en zijn zwager [...] tot het uitbrengen van advies over een mogelijke ondercuratelestelling van [...], de moeder van klager en zijn twee zusters.
Nadat de notaris tijdens zijn gesprek op 1 november 2006 met klagers zwager was gebleken dat binnen de familie onenigheid bestond over de verzorging, het beheer van het persoonsgebonden budget en de financiën van klagers moeder, heeft de notaris aangeboden hierover een gesprek met klager te voeren. De familieleden van klager hebben afgezien van een verzoek tot ondercuratelestelling, maar zijn wel ingegaan op het aanbod tot bemiddeling.
Op 27 december 2006 heeft de notaris zich in een gesprek met klager en klagers zwager bereid verklaard een conceptovereenkomst op te stellen over de wijze waarop het geschil tussen de betrokken familieleden over de zorg van klagers moeder en de financiering daarvan zou kunnen worden bijgelegd. Na rondzending van deze conceptovereenkomst op 4 januari 2007 en vervolgens ontvangst van de reacties van klager, diens zusters en klagers zwager heeft de notaris besloten zijn bemiddeling te staken en het dossier te sluiten.
De klacht en het verweer van de notaris
Klager verwijt de notaris dat deze zich niet heeft ingespannen om de mondelinge overeenkomst uit te voeren, die tussen klager en klagers zwager bij de notaris op 27 december 2006 was bereikt. Na de rondzending aan betrokkenen van de conceptovereenkomst heeft de notaris niets meer aan klager laten horen, noch klager schriftelijk meegedeeld dat hij zijn bemiddeling had gestaakt. Telefonisch rappel van klager naderhand bij de notaris leidde tot een “sorry, de zaak is afgesloten” van de notaris. Deze nalatige opstelling van de notaris heeft klager gefrustreerd in zijn pogingen de door hem gewenste zorg en (financiële) begeleiding aan zijn zieke moeder te geven.
De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.
De beoordeling van de klacht
Tegenover het verwijt van klager staat het verweer van de notaris dat de mislukking van zijn bemiddeling niet aan hem kan worden verweten, maar aan het gebrek aan vertrouwen tussen de familieleden, hetgeen hem was gebleken bij ontvangst van hun reacties na zijn rondzending van de conceptovereenkomst. De notaris heeft bewust ervoor gekozen om gezien de verhouding tussen de familieleden het staken van zijn bemiddeling niet schriftelijk maar mondeling aan de familieleden mee te delen, om een escalatie tussen klager en zijn zusters te voorkomen, aldus de notaris.
De Kamer is van oordeel dat de notaris in zijn hoedanigheid van bemiddelaar voldoende heeft gedaan in zijn pogingen de familieleden in de periode november 2006 tot en met februari 2007 bij elkaar te brengen. Uit de ontvangen reacties heeft hij afgeleid dat, anders dan klager thans betoogt, nog geen overeenstemming tussen betrokkenen was bereikt. Hij heeft toen geconstateerd dat hem niets anders overbleef dan zijn bemiddeling te staken. Dat de notaris zulks om de door hem genoemde reden mondeling aan de familieleden heeft kenbaar gemaakt, zoals door hem gesteld en door klager onvoldoende weersproken, is alleszins aanvaardbaar. Klager was van begin af aan bekend met het verschil in standpunten tussen hem en de overige familieleden over de verzorging, het beheer van het persoonsgebonden budget en de financiën van hun (schoon)moeder. Hij had daarom in voormelde periode ook zelf verdere stappen bij deze familieleden kunnen nemen voor het realiseren van een definitieve overeenstemming.
De klacht is daarom ongegrond.
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. P.A. Koppen, voorzitter, R. van der Galiën, G.P. van Ham, J. Smal en E.D. Smit, bijgestaan door de secretaris, mr. A. Saab, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2009.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief.