De beoordeling
5.1 De Kamer dient in onderhavige zaak de vraag te beantwoorden of de kandidaat-notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De Kamer overweegt ten aanzien van die vraag als volgt.
5.2 Ingevolge artikel 98, eerste lid, van de Wna zijn (kandidaat-)notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als (kandidaat-)notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)notaris niet betaamt. De Kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de kandidaat-notaris zoals door klagers beschreven een verwijtbare handeling in de zin van dit artikel oplevert.
5.3 Klagers hebben gesteld dat de kandidaat-notaris in strijd met het bepaalde artikel 21, tweede lid, van de Wna heeft gehandeld. In dit artikel is bepaald dat de notaris verplicht is zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging de werkzaamheid die van hem verlangd wordt, leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft.
Voorts hebben klagers gesteld dat de kandidaat-notaris in strijd met artikel 4, eerste tot en met derde lid, van de Vbg heeft gehandeld. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Vbg is de notaris gehouden alle partijen bij de rechtshandeling waarvoor zijn tussenkomst is ingeroepen voor te lichten met betrekking tot de gevolgen van de handeling, voor zover de wet of de gewoonte dit van hem verlangt. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt onder andere gegronde redenen van dienstweigering als bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Wna begrepen dat de notaris weet of vermoedt dat misbruik wordt gemaakt van juridische onkunde of feitelijk overwicht. Wanneer de omstandigheden daar aanleiding toe geven is de notaris gehouden dienaangaande een onderzoek in te stellen. Ingevolge het derde lid van dit artikel wordt onder andere gegronde redenen van dienstweigering als bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Wna begrepen dat de notaris de belangen van partijen niet meer kan behartigen op een wijze die een behoorlijk notaris betaamt.
In artikel 32 van de Vbg is bepaald dat onder notaris in deze verordening ook wordt verstaan de kandidaat-notaris, tenzij uit de aard van de bepaling anders voortvloeit.
5.4 Mevrouw L heeft zich tot het notariskantoor, alwaar de kandidaat-notaris werkzaam is, gewend vanwege een niet correct door het Kadaster uitgemeten grens ten tijde van de koop door klagers van de jachthaven. De kandidaat-notaris heeft verklaard dat zij naar aanleiding van het gesprek met L contact heeft opgenomen met het Kadaster. Een medewerker van het Kadaster heeft haar geadviseerd een verklaring van dwaling op te maken en deze door L en klagers te laten ondertekenen. Na inschrijving van de betreffende akte zou het Kadaster contact opnemen met de partijen om opnieuw de grens aan te wijzen.
5.5 De Kamer begrijpt de stelling van klagers dat zij niet wisten wat de gevolgen zouden zijn van de ondertekening van de verklaring van dwaling aldus dat de kandidaat-notaris hen onvoldoende heeft geïnformeerd over de gevolgen daarvan en dat zij daarmee in strijd met het bepaalde in artikel 4, eerste lid, van de Vbg heeft gehandeld. In de bij de verklaring van dwaling begeleidende brief van 27 mei 2008 heeft de kandidaat-notaris het volgende aangegeven:
"Het opnieuw vaststellen van de grens heeft uiteraard ook gevolgen voor degene(n) aan wie u de jachthaven heeft verkocht, en degene(n) die daarna weer gedeelten van dit perceel hebben verkregen."
Voorts heeft de kandidaat-notaris ter zitting gemeld dat zij ook met klagers over de gevolgen heeft gesproken. Naar het oordeel van de Kamer heeft de kandidaat-notaris klagers hiermee voldoende kenbaar gemaakt dat het tekenen van de verklaring van dwaling consequenties heeft en heeft zij daarmee aan haar informatieplicht als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Vbg voldaan.
5.6 Voorts hebben klagers gesteld dat misbruik is gemaakt van hun juridische onkunde en dat sprake is geweest van feitelijk overwicht aan de zijde van de kandidaat-notaris als gevolg waarvan zij de belangen van klagers niet kon behartigen op een manier zoals dat een goed notaris betaamt.
Ten aanzien van de eerste stelling dat misbruik is gemaakt van de juridische onkunde van klagers overweegt de Kamer het volgende. Als gezegd heeft de kandidaat-notaris klagers voldoende geïnformeerd over de gevolgen van ondertekening van de verklaring van dwaling. Naar het oordeel van de Kamer had het vervolgens op de weg van klagers gelegen - voor zover nodig - nadere informatie in te winnen of nadere uitleg te vragen. Juridische onkunde staat daar niet aan in de weg. Dat misbruik zou zijn gemaakt van de juridische onkunde van klagers is de Kamer niet gebleken.
Ten aanzien van de stelling dat sprake is geweest van feitelijk overwicht als gevolg waarvan, zoals de Kamer begrijpt, de verklaring onder druk is ondertekend door klagers overweegt de Kamer dat, nu de kandidaat-notaris deze stelling heeft weersproken, de enkele stelling van klagers onvoldoende is om aan te nemen dat de ondertekening van de verklaring van dwaling onder druk van de kandidaat-notaris tot stand is gekomen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan dan ook niet gezegd worden dat de kandidaat-notaris de belangen van klagers niet kon behartigen op een manier zoals dat een goed notaris betaamt. De kandidaat-notaris behoefde haar dienst derhalve niet te weigeren als bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Wna.
5.7 Ten aanzien van het verzoek de verklaring van dwaling met terugwerkende kracht ongeldig te verklaren is de Kamer van oordeel dat dit verzoek moet worden afgewezen, omdat het onderhavige tuchtrecht niet de mogelijkheid biedt om daarover een oordeel te geven.
5.8 De Kamer zal de klacht in al zijn onderdelen ongegrond verklaren.