ECLI:NL:GHAMS:2010:BN9740

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.058.132-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een alleenstaande vrouw met psychische en lichamelijke klachten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [ Appellante ]. De rechtbank had eerder op 17 februari 2010 besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat [ Appellante ] niet voldeed aan haar informatie- en sollicitatieverplichtingen. [ Appellante ], geboren op 15 september 1964 in Suriname, is een alleenstaande moeder die een bijstandsuitkering ontvangt. Ze was sinds 10 september 2007 onder de schuldsaneringsregeling geplaatst, maar had eerder al een verzoek tot tussentijdse beëindiging van deze regeling zien afgewimpeld door de rechtbank op 19 november 2008.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 27 april 2010 heeft [ Appellante ] aangevoerd dat haar psychische en lichamelijke klachten, waaronder ernstige depressies en rugklachten door een hernia, haar belemmerden in het nakomen van haar verplichtingen. Ze stelde dat ze moeite had om de bewindvoerder te bereiken en dat ze haar inspanningen om werk te vinden had doorgegeven aan de assistente van de bewindvoerder. De bewindvoerder, de heer F.D. Lassing, betwistte echter dat hij voldoende informatie had ontvangen van [ Appellante ] en stelde dat zij niet aan haar informatieplicht had voldaan.

Het hof oordeelde dat [ Appellante ] haar verplichtingen niet naar behoren was nagekomen en dat haar verweer, dat zij door haar klachten niet in staat was om te voldoen aan haar verplichtingen, onvoldoende was onderbouwd. Het hof benadrukte dat van [ Appellante ] verwacht mocht worden dat zij de bewindvoerder volledig informeerde over haar situatie. De beslissing van de rechtbank om de schuldsaneringsregeling te beëindigen werd dan ook bekrachtigd. Het hof concludeerde dat het tekortschieten van [ Appellante ] in haar verplichtingen zo ernstig was dat er aanleiding was om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 11 mei 2010 in de zaak met
zaaknummer 200.058.132/01 van:
[ APPELLANTE ],
wonende te [ A ],
advocaat: mr. E.A.A. Charry te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante is bij op 25 februari 2010 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 17 februari 2010 met insolventienummer 07.867-R, waarbij ten aanzien van [ Appellante ] de toepassing van de schuldsaneringsregeling is beëindigd op de wijze zoals in het dictum van die beslissing is vermeld.
1.2. Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 27 april 2010. Bij die behandeling is [ Appellante ] verschenen, bijgestaan door haar advocaat voornoemd. Voorts is de bewindvoerder, de heer F.D. Lassing, verschenen.
2. De gronden van de beslissing
2.1. Op voordracht van de rechter-commissaris heeft
de rechtbank de toepassing van de schuldsanerings-regeling ten aanzien van [ Appellante ] beëindigd, daar zij – naar het oordeel van de rechtbank - niet heeft voldaan aan haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatie- en sollicitatieverplichting.
2.2. Ten behoeve van de behandeling van het hoger beroep heeft de bewindvoerder een verslag met bijlagen d.d. 20 april 2010 aan het hof doen toekomen. [ Appellante ] heeft van het verslag kennis genomen.
2.3. In hoger beroep is het volgende gebleken.
2.3.1. [ Appellante ] – geboren op 15 september 1964 te Suriname - is een alleenstaande vrouw met een meerderjarige dochter.
Zij ontvangt een bijstandsuitkering.
[ Appellante ] is op 10 september 2007 tot de schuldsaneringsregeling toegelaten. Een eerdere voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 november 2008 afgewezen.
2.3.2. [ Appellante ] is van mening dat haar van een eventueel tekortschieten in haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen geen verwijt kan worden gemaakt.
[ Appellante ] heeft aangevoerd dat zij ernstige psychische en lichamelijke klachten heeft, waardoor het voor haar moeilijk was haar verplichtingen na te komen. Zij lijdt aan ernstige depressies met suïcidale periodes. Zij vindt het moeilijk om hulp te vragen en heeft nog geen adequate behandeling. Complicerend hierbij is dat zij lijdt aan ernstige rugklachten, die veroorzaakt lijken te worden door een hernia. Een geplande operatie in maart 2010 is door het ziekenhuis echter afgezegd. Door de rugklachten, gecombineerd met de depressie, is het starten van de dag elke keer weer moeilijk. Desondanks heeft zij haar best gedaan haar verplichtingen na te komen en heeft zich ingeschreven bij diverse uitzendbureaus en heeft (niet schriftelijk) gereageerd op personeelsadvertenties in de krant. [ Appellante ] heeft voorts gesteld dat zij getracht heeft de bewindvoerder te informeren over haar inspanningen, maar dat het haar niet lukte de bewindvoerder te bereiken. Wel heeft zij haar medische klachten aan de assistente van de bewindvoerder doorgegeven. Dat de bewindvoerder haar informatie niet heeft ontvangen, kan haar niet worden aangerekend. Volgens [ Appellante ] wordt zij onevenredig hard getroffen door de beëindiging van de schuldsaneringsregeling; gezien haar lichamelijke en psychische klachten vreest zij nimmer meer uit haar uitzichtloze financiële situatie te komen.
2.3.3. De bewindvoerder heeft het volgende
aangevoerd. [ Appellante ] heeft niet aan haar informatieplicht voldaan. Zij heeft niet gereageerd op zijn brieven met gerichte vragen en zij heeft hem niet op de hoogte gehouden over haar inspanningen een baan te zoeken. Door het gebrek aan informatie wist de bewindvoerder niet van de lichamelijke en psychische klachten van [ Appellante ]. In juni 2008 is [ Appellante ] na een keuring door de GGD volledig arbeidsgeschikt geacht. Was de bewindvoerder op de hoogte geweest van haar klachten dan had hij wellicht een herkeuring aangevraagd. Het komt de bewindvoerder onwaarschijnlijk voor dat [ Appellante ] het kantoor van de bewindvoerder niet telefonisch heeft kunnen bereiken. Hij heeft in ieder geval schriftelijk noch telefonisch informatie van [ Appellante ] betreffende haar medische situatie en haar inspanningen om betaald werk te vinden ontvangen. De bewindvoerder handhaaft derhalve zijn verzoek de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [ Appellante ] tussentijds te beëindigen.
2.4. Het hof stelt voorop dat de in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) opgenomen doelstelling erop neer komt dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling gevergd wordt.
2.5. Op grond van het verhandelde ter zitting in
hoger beroep en de overgelegde stukken is naar het oordeel van het hof gebleken dat [ Appellante ] haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. Zij heeft de bewindvoerder onvoldoende geïnformeerd. Van haar mag worden verwacht dat zij de bewindvoerder in het kader van de schuldsaneringsregeling gevraagd en ongevraagd volledig informeert. Haar stelling omtrent moeilijke telefonische bereikbaarheid van de bewindvoerder maakt dit niet anders; bovendien had zij de bewindvoerder ook schriftelijk kunnen informeren.
Het verweer van [ Appellante ] dat haar geen verwijt treft terzake het niet nakomen van haar verplichtingen omdat zij daartoe lichamelijk en geestelijk niet in staat was, wordt door het hof verworpen, aangezien de juistheid van dat verweer door de bij brief van 18 maart 2010 overgelegde medische gegevens onvoldoende wordt gestaafd en ook overigens in het licht van de gedingstukken onvoldoende aannemelijk is geworden. Het had op haar weg gelegen naar aanleiding van de keuring door de GGD aan te geven welke moeilijkheden zij ondervond en de bewindvoerder hierover te informeren. Een geldige reden om dit niet te doen, behalve dan dat zij dit moeilijk vindt, is door [ Appellante ] niet aangevoerd. Bovendien draagt [ Appellante ] zelf – al dan niet met behulp van derden wanneer zij bij het nakomen van haar verplichtingen problemen ondervindt – de verantwoordelijkheid voor het welslagen van de op haar van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling.
2.6. Het tekortschieten door [ Appellante ] is dusdanig ernstig dat er aanleiding is de schuldsaneringsregeling ten aanzien van haar tussentijds te beëindigen.
De beslissing waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
3. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de uitspraak waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans,
M.W.E. Koopmann en S. Clement en uitgesproken ter openbare terecht¬zitting van het hof van 11 mei 2010 in tegen¬woordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.