ECLI:NL:GHAMS:2010:BN9740
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.D.R.M. Boumans
- M.W.E. Koopmann
- S. Clement
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een alleenstaande vrouw met psychische en lichamelijke klachten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [ Appellante ]. De rechtbank had eerder op 17 februari 2010 besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat [ Appellante ] niet voldeed aan haar informatie- en sollicitatieverplichtingen. [ Appellante ], geboren op 15 september 1964 in Suriname, is een alleenstaande moeder die een bijstandsuitkering ontvangt. Ze was sinds 10 september 2007 onder de schuldsaneringsregeling geplaatst, maar had eerder al een verzoek tot tussentijdse beëindiging van deze regeling zien afgewimpeld door de rechtbank op 19 november 2008.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 27 april 2010 heeft [ Appellante ] aangevoerd dat haar psychische en lichamelijke klachten, waaronder ernstige depressies en rugklachten door een hernia, haar belemmerden in het nakomen van haar verplichtingen. Ze stelde dat ze moeite had om de bewindvoerder te bereiken en dat ze haar inspanningen om werk te vinden had doorgegeven aan de assistente van de bewindvoerder. De bewindvoerder, de heer F.D. Lassing, betwistte echter dat hij voldoende informatie had ontvangen van [ Appellante ] en stelde dat zij niet aan haar informatieplicht had voldaan.
Het hof oordeelde dat [ Appellante ] haar verplichtingen niet naar behoren was nagekomen en dat haar verweer, dat zij door haar klachten niet in staat was om te voldoen aan haar verplichtingen, onvoldoende was onderbouwd. Het hof benadrukte dat van [ Appellante ] verwacht mocht worden dat zij de bewindvoerder volledig informeerde over haar situatie. De beslissing van de rechtbank om de schuldsaneringsregeling te beëindigen werd dan ook bekrachtigd. Het hof concludeerde dat het tekortschieten van [ Appellante ] in haar verplichtingen zo ernstig was dat er aanleiding was om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.