De rechtbank heeft belanghebbendes beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen:
“4. Op eiser (Hof: belanghebbende) die een bedrag van € 5.660 als zelfstandigenaftrek in aanmerking genomen wil zien, rust - bij betwisting door verweerder (Hof: de inspecteur) - de bewijslast om aannemelijk te maken dat hij tenminste 1.225 uren heeft besteed aan werkzaamheden voor zijn onderneming.
5. Eiser is, ook als hij moet worden gevolgd in zijn stelling (daarin weersproken door verweerder) dat de door hem bestede uren voor de ontwikkeling van een natuurlijke huidcrème mede moeten worden aangemerkt als uren die besteed zijn aan de door hem gedreven natuurgeneeskundige praktijk (door verweerder aangemerkt als een onderneming) in deze bewijslast niet geslaagd.
6. Zo is de berekening in zijn brief van 19 juli 2007 aan verweerder (bijlage 6 bij het verweerschrift) resulterend in 2.052 aan werkzaamheden voor zijn onderneming bestede uren, te globaal van opzet en uitwerking om als zodanig bewijs te dienen. Uitgaande van de door eiser gestelde 168 uur aan consulten heeft eiser de resterende uren niet of althans onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat eiser bijvoorbeeld iedere dag één uur beschikbaar is voor een telefonisch spreekuur leidt niet zonder meer tot de conclusie dat eiser ook daadwerkelijk iedere dag dat uur aan de onderneming besteedt nu dat sterk, zo niet volledig, afhankelijk is van de vraag of en in welke mate eiser ook telefonisch wordt benaderd. Eiser heeft dienaangaande geen nader bewijs aangedragen.
7. Met de vastleggingen in zijn computer van de door hem gewerkte uren op de WBSO-urenstaten (bijlage 10 bij het verweerschrift) is eiser evenmin in zijn bewijslast geslaagd. Aan de staten kan reeds daarom slechts beperkte bewijskracht worden ontleend nu ze zoals eiser ter zitting heeft verklaard, achteraf, per kwartaal zijn opgemaakt. Niet valt in te zien dat eiser aan het einde van het kwartaal nog met voldoende zekerheid kan vastleggen wat hij in de eerste maanden van het kwartaal aan werkzaamheden voor zijn onderneming heeft verricht. Eiser heeft dienaangaande geen nader bewijs aangedragen, anders dan de (blote) stelling dat dit nader onderbouwd kan worden met andere vastleggingen in zijn computer. De rechtbank wijst het aanbod van eiser ter zitting, om naar eigen inzicht kennis te nemen van de op de computer van eiser aanwezige bestanden, af nu het aan partijen is om nader bewijs aan te dragen van hun stellingen.
De staten bieden voorts weinig tot geen onderbouwing van de stelling van eiser, nu de gehanteerde omschrijving van de werkzaamheden weinig specifiek is (zoals: ‘Literatuur onderzoek’ en ‘Verzamelen gegevens’) en niet (afgezien van een beperkt aantal uren aan nascholing) verifieerbaar is met onderliggende stukken. Het tweetal slecht leesbare schermprints (bijlage 12A bij het verweerschrift) waarop waar te nemen zou zijn welke bestanden aanwezig zijn in de computer van eiser, is daartoe onvoldoende. Eiser heeft van deze bestanden geen uitdraaien gemaakt en overgelegd, zodat geen inzicht kan worden verkregen in de aard en omvang en moment van opmaken van deze bestanden en de eventuele bewijskracht die er aan kan worden ontleend.
8. Het door eiser genoemde bedrag van de winst van ongeveer € 3.500 in het onderhavige jaar biedt geen steun aan zijn stelling dat hij meer dan 2.000 uur aan zijn onderneming heeft besteed. Het door eiser ter zitting genoemde bedrag van € 19.500 aan ontvangsten buitenland laat de rechtbank verder buiten beschouwing nu dit werkzaamheden van eiser betreft in Spanje in voorafgaande jaren.
9. De rechtbank merkt tenslotte op dat eiser de gemotiveerde stelling van verweerder (onder verwijzing naar gewisselde faxberichten) dat de samenstelling van de crème voor een belangrijk deel werd bepaald door de door eiser ingeschakelde producent A BV en deze producent zonder vooroverleg afwijkt van het door eiser aangeleverde recept, onvoldoende heeft weersproken.
Deze stelling vindt bevestiging in de (door eiser kort voor de zitting overgelegde) ‘A opdrachtbevestiging’ waaruit de rechtbank begrijpt dat het recept van de crème voor de helft eigendom is van A BV.
De (doorslaggevende) inbreng van A BV in de receptuur van de crème biedt evenmin steun aan de stelling van eiser dat hij meer dan 2.000 uur aan zijn onderneming (en dan vooral aan het ontwikkelen van het recept) heeft besteed.
10. Hetgeen overigens nog door eiser naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel.”