Bij de beoordeling van de klacht wordt van het navolgende uitgegaan:
a. Op 15 april 1995 heeft klaagster een koopovereenkomst gesloten met [naam verkoper] (hierna: verkoper) op basis waarvan verkoper het kantoorpand aan de [adres nr. 16] te [plaatsnaam] (hierna: het pand) aan klaagster heeft verkocht.
b. Op 31 oktober 1995 is de transportakte ten overstaan van notaris mr. […] destijds ter standplaats [plaatsnaam] gepasseerd.
c. In de akte is voor zover hier van belang het navolgende bepaald: “(…)
GARANTIES DOOR VERKOPER.
verkoper garandeert het volgende:
k. Verkoper is ermee bekend dat in het verkochte een ondergrondse olietank aanwezig is, welke op zijn kosten binnen zes maanden zal worden verwijderd onder afgifte van een zogenaamde “Kiwa-verklaring” ten behoeve van koper. Verkoper is er tevens mee bekend dat de grond verontreinigd is, zoals blijkt uit een verkennend bodemonderzoek van Ingenieursbureau Smit’s Milieu Advies B.V. de dato juni negentienhonderd vijf en negentig. Verkoper vrijwaart koper voor mogelijke aanspraken van derden ten aanzien van deze verontreiniging, welke veroorzaakt is door een olietank (…) op het perceel [adres nr. 15], zoals aangetoond door het aanvullend onderzoek van Fugro de dato zeven en twintig oktober negentienhonderd vijf en negentig. Verkoper verplicht zich ervoor zorg te dragen dat een zogenaamde “bodemgeschiktheids-verklaring” danwel een andere verklaring van het bevoegd gezag, waaruit blijkt dat de sanering, conform de geldende regels is uitgevoerd, wordt afgegeven. Tot meerdere zekerheid van de nakoming van deze verplichting tot verwijdering en vrijwaring stelt verkoper een bedrag van eenhonderdvijftigduizend gulden (f 150.000,--) in handen van mij, notaris, ten laste van de ontvangen koopsom. Deze waarborgsom zal in depot blijven bij mij, notaris, totdat door de bevoegde overheidsinstantie bedoelde zogenaamde “bodemgeschiktheidsverklaring” is afgegeven en een copie van bedoelde bodemgeschiktheidsverklaring door mij, notaris, is ontvangen. (…)”.
d. Kort daarna heeft klaagster een koopovereenkomst gesloten met […] en […] (hierna: kopers) op basis waarvan klaagster het pand aan kopers heeft verkocht.
e. Op 21 december 1995 is de akte van levering (hierna: de akte) ten overstaan van notaris mr. [naam oud-notaris], een voormalig kantoorgenoot van de notarissen, gepasseerd.
f. In artikel 10 van de leveringsakte is - voor zover hier van belang - het navolgende bepaald: “(…)
10. EIGENSCHAPPEN VAN HET REGISTERGOED/VERONTREINIGING
In de hiervoor bedoelde grond bevindt zich een tank voor de opslag van andere dan huishoudelijke afvalstoffen, waarvan het gebruik is beëindigd. De tank zal door verkoper binnen zes maanden na heden verwijderd worden door een door het KIWA erkend tanksaneringsbedrijf (…). Tevens is verkoper ermee bekend dat de grond verontreinigd is, zoals blijkt uit een verkennend bodemonderzoek van Ingenieursbureau Smit’s Milieu Advies B.V. de dato juni negentienhonderdvijfennegentig. Verkoper vrijwaart koper voor mogelijke aanspraken van derden ten aanzien van deze verontreiniging, welke veroorzaakt is door een olietank (…) op het perceel [adres nr.15], zoals aangetoond door het aanvullend onderzoek van Fugro de dato zevenentwintig oktober negentienhonderdvijfennegentig. Een door partijen gewaarmerkte copie van deze twee rapporten zijn aan deze akte gehecht. Verkoper verplicht zich ervoor zorg te dragen dat een zogenaamde “bodemgeschiktheidsverklaring”dan wel een andere verklaring van het bevoegd gezag, waaruit blijkt dat de sanering conform de geldende regels is uitgevoerd, wordt afgegeven. Tot meerdere zekerheid van de nakoming van deze verplichting tot verwijdering en vrijwaring stelt verkoper een bedrag van eenhonderdvijftigduizend gulden (f. 150.000,00), in handen van [naam notariskantoor], ten laste van de ontvangen koopsom. Deze waarborgsom zal in depot blijven bij genoemde notaris, totdat door de bevoegde overheidsinstantie bedoelde bodemgeschiktheidsverklaring is afgegeven en een kopie van bedoelde bodemgeschiktheidsverklaring door de betrokken notaris is ontvangen. (…)”.
g. Bij brief van 3 juni 1997 [lees: 1998] heeft de gemeente [...]het verslag van de sanering van de grond [adres nr. 15, 16 en 17] beoordeeld. In deze brief is onder meer het navolgende opgenomen:”(…)
ad 4. de wijze waarop met eventuele restverontreiniging wordt omgegaan:
In de grond en het grondwater zijn restverontreinigingen met minerale olie aanwezig. De grond in het gesaneerde gebied is door middel van een folie van deze restverontreinigingen afgeschermd. Er zijn twee drainagesystemen aangelegd aan weerszijden van de folie. Het nazorgplan wordt in het evaluatierapport uitvoerig beschreven. Het monitoringsplan en nazorgprogramma in het evaluatierapport worden door mij onderschreven (…)”.
h. In haar brief van 24 september 1998 heeft klaagster onder meer het navolgende aan de notarissen […]en [de notaris 2] medegedeeld:”(…)
Op 21 december 1995 vond ten uwe kantore een transport plaats van het perceel [adres nr. 16], alhier (…).
In verband met een nog uit te voeren bodemsanering werd een inhouding op de verkoopsom gedaan van f 150.000,--, welke zich thans nog onder uw berusting bevindt.
Thans is de sanering uitgevoerd, hetgeen blijkt uit bijgevoegd evaluatierapport (…). Tevens doe ik u toekomen een beoordeling van dit verslag door de gemeente [...]d.d. 3 juni 1998 (…). Uit deze beoordeling blijkt dat de sanering op een juiste wijze is uitgevoerd. De brief is aan te merken als de verklaring terzake die is genoemd in de akte van levering.
Ik verzoek u de bijgevoegde stukken ter beoordeling toe te zenden aan de heer en mevrouw [naam kopers] teneinde toestemming van hen te verkrijgen het depôt vrij te geven.
Daarna zie ik gaarne het depôt-bedrag tesamen met de opgebouwde rente op één van de (…) rekeningen overgemaakt. (…)”.
i. In verband met het feit dat [de notaris 1] de sub g vermelde brief niet heeft aangemerkt als de in de transportakte vermelde bodemgeschiktheidsverklaring en kopers niet met uitkering van het depot instemden, is [de notaris 1] niet op dit verzoek ingegaan.
j. Volgens klaagster werden door de gemeente [...] toen niet langer bedoelde bodemgeschiktheidsverklaringen afgegeven en was de gemeente evenmin bereid dit schriftelijk aan klaagster te berichten, hetgeen bij [de notaris 1] bekend was.
k. Bij akte van 27 december 2000 hebben kopers het pand geleverd aan [koopster 2]. Hierbij zijn partijen overeengekomen dat de rechten met betrekking tot de in de akte vermelde vrijwaring, zekerheidsstelling en waarborgsom aan de koopster worden overgedragen.
l. Op 4 februari 2002 heeft voormelde koopster het pand geleverd aan [koper 3]. Ook bij deze levering zijn de rechten ter zake van de vrijwaring, zekerheidsstelling en waarborgsom overgedragen.
De transportakte is gepasseerd door notaris mr. [Y], destijds ter standplaats [plaatsnaam].
m. In verband met de afwikkeling van het depot heeft notaris [Y] [de notaris 1] in 2003 verzocht het depot aan hem over te dragen.
n. Bij brief van 10 december 2003 heeft notaris [Y] daartoe onder meer het navolgende aan [de notaris 1] medegedeeld:”(…)
Ten vervolge van mijn brief van 20 november jongstleden en onze telefoongesprekken in deze zaak, bevestig ik, zoals afgesproken, dat ik erop zal toezien dat het door u uit te keren depot uitsluitend zal worden aangewend voor betaling van openstaande facturen terzake van de sanering, welke, zoals u bekend is, inmiddels is voltooid. Ik vrijwaar u derhalve terzake van enige aansprakelijkheid uit hoofde van de uitkering van het depot in dier voege dat ik de verantwoordelijkheid op mij neem het door u over te maken bedrag uit te betalen aan daarop rechthebbende partijen. (…)”.
o. Op 15 december 2003 heeft [de notaris 1] het depotbedrag overgeboekt naar de kwaliteitsrekening van notaris [Y].
p. In december 2007 heeft de gemachtigde van klaagster de gemeente [...]verzocht alsnog een bodemgeschiktheidsverklaring af te geven voor het perceel [adres nr. 16].
q. Bij brief van 21 januari 2008 heeft de gemeente het navolgende aan deze gemachtigde bericht:”(…)
Wij geven als bevoegd gezag Wet bodemsanering geen “bodemgeschiktheidsverklaringen” (meer) af. Wel kunnen wij u het volgende melden.
Op het achterterrein van de percelen [adres nr. 15 en 16] is in 1997 een bodemsanering uitgevoerd, waarbij de met minerale olie verontreinigde grond aan de buitenzijde van de panden is ontgraven en afgevoerd. Onder de bebouwing is een restverontreiniging achtergebleven. (…) In onze brief van 3 juni 1997 [lees: 1998] is het resultaat van de sanering als voldoende beschouwd. Om vast te kunnen stellen of de restverontreiniging zich niet heeft verspreid moet jaarlijks een monitoring plaatsvinden.
In 2002 is in het achterterrein op het perceel van [adres] 16 een souterrain gebouwd, waarbij ook onder het pand een deel van de verontreinigde grond is ontgraven. In onze brief van 11 augustus 2003 is het resultaat van de sanering als voldoende beoordeeld. Om vast te kunnen stellen of de restverontreiniging zich niet heeft verspreid moet jaarlijks een monitoring plaatsvinden.
De bodem is geschikt voor het gebruik “kantoor en wonen”. (…)”.
r. Bij brief van 23 januari 2008 heeft de gemachtigde van klaagster met toezending van de sub q vermelde verklaring van de gemeente [...] [de notaris 2] verzocht het depot over te boeken aan klaagster.
s. In zijn emailbericht van 21 februari 2008 heeft [de notaris 2] onder meer het navolgende aan de gemachtigde van klaagster medegedeeld:”(…)
Ik heb de fax bestudeerd en zal overgaan tot uitbetaling van het depot na dat ik partijen daarover heb geïnformeerd. (…)”.
t. Bij brief van 25 maart 2008 heeft [de notaris 1] met toezending van de sub q vermelde verklaring, notaris [Y] verzocht over te gaan tot afwikkeling c.q. uitkering van het depot aan klaagster.
u. In zijn brief van 24 juli 2008 heeft [de notaris 2] – voor zover hier van belang – het navolgende aan de gemachtigde van klaagster medegedeeld:”(…) Alvorens op de kwestie in te gaan, lijkt het mij goed u te berichten dat mijn e-mail van 21 februari jl. is geschreven in de veronderstelling dat het een regulier depot betrof. Dit bleek niet het geval en deze e-mail en dan met name de mededeling dat na het informeren van partijen tot uitbetaling van het depot zal worden overgegaan dient dan ook als niet geschreven te worden beschouwd. (…)”.
v. Notaris [Y] is niet bereid tot uitkering van het depot over te gaan, omdat hij meent dat hij in 2003 het depot aan de rechthebbende heeft uitbetaald.
w. Klaagster heeft de notarissen [1] en [2] bij dagvaarding van 17 oktober 2008 in rechte betrokken en onder meer gevorderd dat de notarissen ieder hoofdelijk worden veroordeeld om aan haar te betalen een bedrag van € 68.067,03, alsmede de wettelijke rente daarover vanaf 21 december 1995 tot aan de dag van de algehele voldoening.