ECLI:NL:GHAMS:2010:BN5112

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.002.353/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige aankoop van een gestolen Ferrari en de goede trouw van de koper

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam werd behandeld, ging het om de vraag of de appellant, die een Ferrari had aangeschaft, te goeder trouw was bij de aankoop van de auto. De appellant had de Ferrari gekocht van Cars of Excellence, een autobedrijf dat geen officiële Ferrari-dealer was. De Ferrari was echter eerder gestolen en de oorspronkelijke eigenaar, Sarcco, had aangifte gedaan van diefstal. Het hof oordeelde dat de appellant niet te goeder trouw was, omdat hij bij de aankoop geen essentiële documenten had ontvangen, zoals het originele eigendomsbewijs en de reservesleutel. Het hof concludeerde dat het ontbreken van deze documenten bij de appellant argwaan had moeten wekken, vooral gezien de exclusiviteit en de hoge waarde van de auto. De appellant had ook geen overtuigende argumenten aangedragen waarom hij geen nader onderzoek had hoeven doen naar de herkomst van de auto. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarin was geoordeeld dat Sarcco als eigenaar van de Ferrari moest worden aangemerkt. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[Appellant],
wonende te [A],
APPELLANT IN HET PRINCIPAAL APPEL, GEÏNTIMEERDE IN HET INCIDENTEEL APPEL,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
t e g e n
de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
N.V. SARCCO,
gevestigd te Brussel, België,
GEÏNTIMEERDE IN HET PRINCIPAAL APPEL, APPELLANTE IN HET INCIDENTEEL APPEL,
advocaat: mr. A. Knigge te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als achtereenvolgens [Appellant] en Sarcco.
1. Het procesverloop
1.1. Bij dagvaarding van 7 december 2007 is [Appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 14 november 2007, hersteld bij vonnis van 2 januari 2008, gewezen onder nummers 361812/HA ZA 07.0306 en 362333/HA ZA 07.0392 tussen hem als eiser in de procedure met het eerstgenoemde nummer en gedaagde in de procedure met het laatstgenoemde nummer, en Sarcco als gedaagde in de procedure met het eerstgenoemde nummer en eiseres in de procedure met het laatstgenoemde nummer.
1.2. [Appellant] heeft van grieven gediend en daarbij zijn eis gewijzigd, bescheiden in het geding gebracht en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog zijn vordering zal toewijzen en de vordering van Sarcco zal afwijzen, met veroordeling van Sarcco in de kosten van het geding in beide instanties.
1.3. Sarcco heeft in het principaal appel geantwoord en bewijs aangeboden met conclusie, kort gezegd, dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen en [Appellant] zal veroordelen in de kosten van het hoger beroep. Voorts heeft Sarcco incidenteel appel ingesteld, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, zo nodig onder verbetering van gronden, met veroordeling van [Appellant] in de kosten van het hoger beroep.
1.4 Partijen hebben ter zitting van het hof op 23 maart 2010 hun zaak mondeling doen bepleiten, [Appellant] door mr. R. Joosten te Waalre en mr K. Krol te Hasselt, België, en Sarcco door mr. Th.R.M. Welling te Zutphen,
mr. S.A.N. Verbeke te Brussel en mr. A. Limmen te Leuven, beide partijen onder overlegging van pleitnotities.
1.5 Tenslotte hebben partijen om arrest gevraagd.
2. De grieven
[Appellant] heeft in het principaal appel negen grieven aangevoerd. In het incidenteel appel heeft Sarcco één grief aangevoerd.
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de processtukken.
3. De feiten
3.1 Geen geschil bestaat over de door de rechtbank in het vonnis van 14 november 2007 in r.o. 1, onder a tot en met j als vaststaand aangemerkte feiten, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.2 Sarcco – professioneel verhuurder van exclusieve voertuigen - heeft op of omstreeks 26 oktober 2001 van de officiële Ferrari-dealer in België een nieuwe Ferrari Barchetta F133 gekocht (met chassisnummer [Chassisnummer] en motornummer [Motornummer]), voor een prijs van € 227.662,94 (hierna: de Ferrari).
3.3 Sarcco heeft de Ferrari in het kader van haar bedrijfsuitoefening verhuurd aan CRC te Etterbeek, België.
CRC is op 26 augustus 2002 in staat van faillissement verklaard. Sarcco heeft de curator in het faillissement verzocht om teruggave van de Ferrari, maar deze bleek spoorloos te zijn. Sarcco heeft op 27 augustus 2002 aangifte van diefstal en/ verduistering van de Ferrari gedaan.
3.4 In een op 25 januari 2002 gedateerde brief heeft Cars of Excellence N.V., autobedrijf te Maaseik, België (hierna: Cars of Excellence) het volgende geschreven aan [Appellant]:
“In bijlage stuur ik u alvast de gegevens van de Ferrari 550 Barchetta, de factuur volgt.”
3.5 Cars of Excellence heeft een ongedateerde bestelbon opgemaakt, waarin [Appellant] is genoemd als koper van een Ferrari 550 Barchetta, kleur rood, interieur zwart, voor een koopprijs van € 264.600,--. Als voorschot is vermeld een bedrag van € 25.000,--. Verdere gegevens van de auto zijn niet ingevuld.
3.6 Op 26 januari 2002 heeft [Appellant] per bank een bedrag van € 214.555,-- betaald aan Cars of Excellence.
3.7 De Ferrari is op 22 januari 2002 in Luxemburg technisch gekeurd, waarna op 24 januari 2002 een Luxemburgs kenteken is afgegeven, met vermelding van het kenteken [Kenteken] en een kilometerstand van 372.
3.8 De Ferrari heeft zich tot medio maart 2004 in de showroom van Cars of Excellence bevonden. Omstreeks die tijd heeft [Appellant] de Ferrari naar Nederland gehaald, waarna hij deze omstreeks medio 2004 heeft gestald bij autodealer [Autodealer] te [B].
3.9 Op 2 maart 2006 is de zich bij [Autodealer] bevindende Ferrari op verzoek van de Belgische overheid in strafrechtelijk beslag genomen door de officier van justitie te Utrecht. Later is dit beslag weer opgeheven.
3.10 In België is een strafrechtelijk onderzoek naar de diefstal van de Ferrari ingesteld. In dat kader is [Appellant] op 21 april 2006 verhoord. Blijkens het in het geding gebrachte proces-verbaal heeft [Appellant] verklaard dat hij de Ferrari in de loop van januari 2002 heeft besteld bij Cars of Excellence; dat de kooprijs € 264.600,-- bedroeg en dat hij bij bestelling een voorschot heeft betaald van € 50.045,--, welke betaling is uitgevoerd per bancaire overschrijving.
3.11 In een faxbericht van 28 december 2001 van [Werknemer] van Cars of Excellence aan ene [Betrokkene] is het volgende vermeld:
“Gelieve volgende betaling uit te voeren naar Sparkasse Aachen (…)
For: [Autodealer Duitsland] [Adres] (D)
Bedrag € 400000,00
Met vermelding voorschot Ferrari Barchetta [Appellant]”.
3.12 Bij brief van 24 september 2004 heeft de toenmalige raadsman van [Appellant] het volgende geschreven aan [Betrokkene 2] te Luxemburg:
“Mijn cliënt heeft medio 2002 een Ferrari Barchetta F133 ADM/550 met het Luxemburgse kenteken [Kenteken] (chassisnummer [Chassisnummer]) van [Autodealer Duitsland] gekocht. [Autodealer Duitsland] was destijds gevestigd te [C] (…)
De koopprijs van voornoemde Ferrari is door mijn cliënt aan [Autodealer Duitsland] betaald door middel van overboeking van de koopprijs op de bankrekening van [Autodealer Duitsland]. De auto is reeds in het bezit van mijn cliënt. De officiële papieren en de reservesleutel ontbreken nog.
Voornoemde auto staat voor zover wij weten op naam van [Betrokkene 2]. Een kopie van het kentekenbewijs sluit ik bij.
Ik verzoek u vriendelijk kenbaar te maken of u bereid bent de autopapieren met betrekking tot voornoemde Ferrari over te dragen aan mijn cliënt, eventueel onder welke voorwaarden.”
3.13 Zowel [Appellant] als Sarcco heeft conservatoir beslag gelegd op de zich onder [Autodealer] bevindende Ferrari.
3.14 Na het vonnis van de rechtbank d.d. 14 november 2007 heeft Sarcco de auto in bezit genomen.
4. De beoordeling
4.1 In de onderhavige procedure stellen zowel [Appellant] als Sarcco zich op het standpunt dat zij eigenaar zijn van de Ferrari. De rechtbank heeft geoordeeld dat Sarcco als eigenaar moet worden aangemerkt. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen richten zich de grieven van [Appellant].
De grieven lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
4.2 Tussen partijen is niet in geschil dat de Nederlandse rechter in de onderhavige procedure rechtsmacht toekomt. Evenmin is in geschil dat de onderhavige zaak beoordeeld moet worden naar Belgisch recht.
4.3 Naar Belgisch recht geldt het bezit van onroerende goederen als titel (art. 2279 BW). Niettemin, zo vervolgt het artikel, “kan hij die een zaak verloren heeft of aan wie een zaak ontstolen is, gedurende drie jaren, te rekenen van de dag waarop het verlies of de diefstal heeft plaats gehad, de zaak terugvorderen van degene in wiens handen hij ze vindt (…)”
Voorts geldt naar Belgisch recht dat indien de bezitter van een roerende zaak aanspraak maakt op eigendomsverkrijging door verjaring (omdat meer dan drie jaren na het verlies of de diefstal zijn verstreken), hij te goeder trouw moet zijn.
Het gaat derhalve om de vraag – zoals ook de rechtbank voorop heeft gesteld – of [Appellant] wel of niet te goeder was bij de aankoop van de Ferrari.
4.4 Bij de beantwoording van de vraag of [Appellant] te goeder trouw was bij de aankoop van de Ferrari, neemt het hof de volgende omstandigheden in aanmerking:
(a) de Ferrari waarom het hier gaat, is een zeer exclusieve auto, waarvan slechts 448 exemplaren wereldwijd zijn gefabriceerd.
(b) [Appellant] heeft noch bij aankoop van de Ferrari noch op enig later gelegen tijdstip het originele eigendomsbewijs (carte d’immaculation) gekregen van Cars of Excellence.
(c) Evenmin heeft [Appellant] het originele eigendomsbewijs ooit het originele eigendomsbewijs onder ogen gehad; hij heeft – naar eigen zeggen - slechts een kleurenkopie daarvan gezien.
(d) [Appellant] heeft noch bij aankoop van de Ferrari noch op enig daarna gelegen tijdstip de reservesleutel van de auto gekregen van Cars of Excellence. Deze reservesleutel is, zo is ter zitting gebleken, steeds in bezit gebleven bij Sarcco.
(e) [Appellant] heeft noch bij aankoop van de Ferrari noch op enig daarna gelegen tijdstip noch de reserve-afstandsbediening, noch de masterafstandsbediening (waarmee alle elektronica in de auto kan worden ingesteld), noch de daarbij behorende mastercode gezien of ontvangen. Ook deze zijn, zo is ter zitting gebleken, steeds in bezit gebleven bij Sarcco.
(f) [Appellant] heeft bij de aankoop van de Ferrari geen garantiebewijs van de auto gezien of gekregen, noch een garantiebewijs van de hifi-installatie.
(g) [Appellant] heeft van Cars of Excellence geen officiële factuur voor de Ferrari ontvangen, maar slechts een ongedateerde ‘bestelbon’, waarop slechts summiere gegevens zijn vermeld.
4.5 Naar ’s hofs oordeel moet uit de omstandigheid dat [Appellant] bij aankoop van de Ferrari alle hierboven onder b t/m g genoemde zaken niet heeft ontvangen van Cars of Excellence, worden afgeleid dat [Appellant] bij de aankoop van de auto niet te goeder trouw was. Het ontbreken van al deze zaken had [Appellant] moeten nopen tot een nader onderzoek omtrent de herkomst van de auto en de bevoegdheid van Cars of Excellence in dezen. In ieder geval had [Appellant] vanwege het ontbreken van de bedoelde essentiële, bij de auto behorende, zaken, niet zonder meer tot aankoop van de auto kunnen overgaan, maar had deze omstandigheid bij hem argwaan behoren te wekken.
Dit geldt temeer nu het hier ging om een zeer exclusieve, zeer dure en spliksplinter nieuwe auto; de Ferrari had ten tijde van de keuring in Luxemburg op 22 januari 2002 slechts 372 km op de teller.
4.6 Door [Appellant] zijn ook geen steekhoudende feiten of omstandigheden aangevoerd waarom hij in de gegeven situatie geen nader onderzoek behoefde in te stellen c.q. waarom bij hem geen argwaan behoorde te worden werd gewekt.
Het enkele feit dat hij bepaalde, bij de auto behorende, stukken wél heeft gezien – zoals het in Luxemburg opgemaakte keuringsbewijs, een vignet provisoir, een internationaal verzekeringsbewijs, een vignet 705 van de douane en een COC-bewijs (certificat de conformité) – doet in ieder geval niet af aan zijn onderzoeksplicht. Het gaat hier om stukken die in mindere mate van betekenis zijn voor het vaststellen van de getrouwheid van de verkoper dan, met name, het kentekenbewijs van de auto, terwijl voorts vaststaat dat het verzekeringsbewijs en het keuringsbewijs op naam stonden van Cars of Excellence. Dit laatste vormde dus een reden temeer voor [Appellant] om na te gaan wie de voorman van Cars of Excellence was.
4.7 Ook de stelling van [Appellant] dat hij een bestendige relatie had met Cars of Excellence en dat hij in het verleden vaker exclusieve auto’s had gekocht bij Cars of Excellence, kan niet afdoen aan hetgeen is overwogen bij r.o. 4.5.
Nog los van het feit dat de door [Appellant] ter onderbouwing van deze stelling in het geding gebrachte bewijsstukken niet overtuigend aantonen dat van zo’n bestendige relatie sprake was, geldt dat ook een bestendige relatie tussen verkoper en koper, de koper niet ontslaat van elke onderzoeksplicht. Dit geldt ook in het veronderstellenderwijs aangenomen geval dat Cars of Excellence een ‘bonafide autobedrijf met een uitstekende reputatie’ was (MvG punt 6), zodat verdere bewijslevering op dit punt niet aan de orde is.
Overigens was Cars of Excellence geen officiële Ferrari-dealer.
4.8 Het hof overweegt verder dat er op verschillende punten onduidelijkheden zijn gebleven in de stellingname van [Appellant]. Zo heeft [Appellant] gesteld dat hij € 25.000,-- contant heeft aanbetaald op de Ferrari (MvG punt 11) en daarna het restant van € 214.555,-- per bank heeft betaald aan Cars of Excellence (MvG punt 12). Tezamen maken deze betalingen echter niet de op de bestelbon vermelde koopsom van € 264.600,--. Desgevraagd heeft hij ter zitting – uiteindelijk – verklaard nog een tweede contante aanbetaling te hebben gedaan. Dit strookt echter niet met het vermelde voorschot op de bestelbon van € 25.000,--, terwijl er ook verder geen bewijsstukken zijn waaruit de gestelde tweede contante aanbetaling blijkt.
In het verhoor door de Belgische justitie heeft hij weer een andere verklaring afgelegd, namelijk dat hij een voorschot van € 50.045,-- per bank heeft betaald (zie r.o. 3.10).
Deze tegenstrijdigheden versterken de positie van [Appellant] in deze procedure bepaald niet.
4.9 Ook het door [Appellant] geschetste tijdpad is onduidelijk gebleven.
[Appellant] stelt in de tweede helft van januari 2002 de Ferrari te hebben bezichtigd bij Cars of Excellence en daarna een aanbetaling van € 25.000,-- te hebben gedaan (MvG punt 10 en 11). Vervolgens, op 25 januari 2002, zou Cars of Excellence de bestelbon hebben verzonden, welke hij op 26 januari 2002 zou hebben ontvangen. Dit betekent dat [Appellant] vóór 25 januari 2002 de kopie van het eigendomsbewijs van de Ferrari zou moeten hebben gezien; deze heeft hij naar zijn zeggen immers ten tijde van de bezichtiging onder ogen gehad.
Dit laat zich echter niet rijmen met het gegeven dat het Luxemburgse kentekenbewijs eerst op 25 januari 2002 is afgegeven.
Ook deze onduidelijkheden doen afbreuk aan de geloofwaardigheid van [Appellant].
4.10 Tenslotte is onduidelijk gebleven hoe het relaas van [Appellant] zich verhoudt tot de later opgekomen gegevens met betrekking tot een koop van de Ferrari van [Autodealer Duitsland] te [C]. [Appellant] stelt dat hij de onder r.o. 3.12 aangehaalde brief uit ‘praktisch oogpunt’ heeft geschreven (MvG punt 58) en heeft ter zitting verklaard het onder r.o. 3.11 genoemde stuk niet te kennen. Het hof acht een en ander geen toereikende verklaring en is van oordeel dat, uiteindelijk, twijfel bestaat over de vraag of [Appellant] de Ferrari wel in januari 2002 heeft gekocht van Cars of Excellence.
4.11 Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat [Appellant] bij de aankoop van de Ferrari niet te goeder trouw was.
De bewijsaanbiedingen van [Appellant] zullen worden gepasseerd, nu deze, voor zover al geconcretiseerd, niet betrekking hebben op stellingen die, indien bewezen, kunnen leiden tot een ander oordeel.
4.12 De grieven in het principaal appel falen. Daarmee heeft Sarcco geen belang meer bij een bespreking van haar incidentele grief. Het hof zal hierop dan ook niet meer ingaan.
4.13 Als de in het ongelijk te stellen partij zal [Appellant] worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Een kostenveroordeling in het incidenteel appel is niet aan de orde, nu het incidenteel appel slechts is ingesteld om in eerste aanleg gevoerde verweren onder de aandacht van het hof te brengen.
5. Beslissing
Het hof:
in het principaal appel en in het incidenteel appel:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 november 2007, hersteld bij vonnis van 9 januari 2008;
veroordeelt [Appellant] in de kosten van het principaal appel en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Sarcco op € 303,-- aan verschotten en € 2.682,-- voor salaris van de procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, G.J. Visser en J.C. Toorman en in het openbaar uitgesproken op
25 mei 2010 door de rolraadsheer.