GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing (bij vervroeging) van dinsdag 20 juli 2010 in de zaak onder nummer 200.041.340/01 NOT van:
[ KLAGER ]
wonende te [ plaatsnaam],
APPELLANT,
[ DE NOTARIS ],
oud-notaris te [ plaatsnaam],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij op 26 augustus 2009 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlage - hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch, hierna de kamer, van 20 augustus 2009, verzonden op 21 augustus 2009.
Bij genoemde beslissing heeft de kamer het verzet van klager tegen de beschikking van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 15 april 2009 ongegrond verklaard.
1.2. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 juli 2010. Geen der partijen is verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
3.1. Klager heeft bij brief van 21 maart 2009 bij de kamer een klacht ingediend tegen oud-notaris [ de notaris ]. De fungerend voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 15 april 2009 klager niet ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Tegen die beslissing heeft klager tijdig verzet ingesteld bij de kamer. Na onderzoek van de klacht heeft de kamer bij beslissing van 20 augustus 2009 het verzet ongegrond verklaard.
3.2. Artikel 99 lid 10 van de Wet op het Notarisambt bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de kamer, waarbij het verzet tegen een beslissing van de voorzitter niet ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Dat brengt mee dat klager in zijn hoger beroep niet kan worden ontvangen. Niet is gesteld of gebleken dat bij de behandeling van het verzet essentiële vormen niet in acht zijn genomen, op grond waarvan in andere zin zou moeten worden beslist.
3.3. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de volgende beslissing.
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 20 augustus 2009.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en S. Clement en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 juli 2010.
KLN 09.05
20 augustus 2009
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
heeft de volgende beslissing gegeven op het verzetschrift dat de heer [klager], hierna te noemen klager, heeft ingediend. Het verzet richt zich tegen de beslissing die plaatsvervangend voorzitter mr. S.J.G.N.M. Willard op 15 april 2009 heeft gegeven op de klacht die door klager is ingediend tegen [de oud-notaris], hierna te noemen de oud-notaris.
1.1. Klager heeft bij brief van 21 maart 2009 een klacht geformuleerd tegen de oud-notaris.
1.2. Bij beslissing van 15 april 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter de klacht niet-ontvankelijk verklaard.
1.3. Bij brief van 17 april 2009 komt klager in verzet tegen de beslissing van 15 april 2009.
1.4. De kamer van toezicht heeft het verzet behandeld ter openbare vergadering van 18 juni 2009. Klager is verschenen. De oud-notaris is niet verschenen maar heeft zich laten vertegenwoordigen door mevrouw [X].
2.1. De klacht van klager in zijn brief van 21 maart 2009 gaat over een verklaring van erfrecht van 5 april 1994 en het in die verklaring genoemde vruchtgebruik.
2.2. In de beslissing van 15 april 2009 overweegt de plaatsvervangend voorzitter dat over de verklaring van erfrecht van 5 april 1994 reeds in een andere klacht van klager tegen de oud-notaris door de kamer is vastgesteld en in hoger beroep door het Hof Amsterdam is bevestigd dat over de verklaring niet meer geklaagd kan worden wegens verjaring.
3. Het verzet en het verweer daartegen
3.1. Klager stelt, zakelijk weergegeven, het navolgende.
Klager blijft bij zijn standpunt dat niet is komen vast te staan wanneer hij een afschrift van de verklaring van erfrecht van 5 april 1994 heeft ontvangen zodat volgens hem niet geconcludeerd kan worden dat er sprake is van verjaring. Klager vindt de verwijzing naar de uitspraak d.d. 19 juni 2008 van het Hof Amsterdam niet terecht omdat het daar zou gaan over een andere klacht.
3.2. Mevrouw [X] heeft namens de oud-notaris, zakelijk weegegeven, het navolgende opgeworpen.
Zij onderschrijft de beslissing d.d. 15 april 2009 van de plaatsvervangend voorzitter. Over hetzelfde onderwerp, de verklaring van erfrecht van 5 april 1994, is inmiddels tot in hoger beroep bij het Hof Amsterdam geoordeeld dat klagen over deze verklaring niet mogelijk is wegens verjaring.
4.1. De kamer constateert dat klager opnieuw klaagt over een verklaring van erfrecht waarover de kamer en het Hof Amsterdam in hoger beroep hebben geoordeeld dat klagen over dit onderwerp is verjaard conform artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt, waardoor de redenering van de plaatsvervangend voorzitter in zijn beslissing van 15 april 2009 stand houdt.
- verklaart het verzet ontvankelijk;
- verklaart vervolgens het verzet ongegrond.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. J.H.W. Rullmann, plaatsvervangend voorzitter, mrs J.L.G.M. Mertens, M.H.G. Giesbers en J.P.M. van der Ham, leden en mr. G.M.H.M. Pooters, plaatsvervangend lid en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 augustus 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
heeft de beslissing gegeven op de klacht van de heer [klager], hierna te noemen klager, tegen [de oud-notaris], hierna te noemen de oud-notaris.
1.5. Bij brief van 18 juli 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen de oud-notaris.
1.6. Bij brief van 5 augustus 2008 vraagt de plaatsvervangend voorzitter van de kamer aan klager om aanvullende informatie te verstrekken.
1.7. Bij brief van 7 augustus 2008 geeft klager een reactie op de brief van de kamer d.d. 5 augustus 2008.
1.8. Bij brief van 16 september 2008 stelt klager vragen aan de kamer over de klachtprocedure.
1.9. Bij brief van 30 september 2008 geeft de plaatsvervangend voorzitter van de kamer uitleg over de klachtprocedure.
1.10. De oud-notaris heeft geantwoord bij brief van 20 oktober 2008.
1.11. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft de zaak verwezen naar de volle kamer.
1.12. De kamer van toezicht heeft de klacht behandeld ter openbare vergadering van 19 maart 2009. Klager is verschenen. De oud-notaris is niet verschenen maar heeft zich laten vertegenwoordigen door mevrouw [X].
2.1. Op 30 september 1987 is er een transportakte gepasseerd ten overstaan van de oud-notaris waarbij vader en moeder van klager hun gehele onderneming verkopen aan [naam broer klager], de broer van klager.
3. De klacht en het verweer daartegen
3.1. Klager stelt, zakelijk weergegeven, het navolgende.
De oud-notaris is zijn zorgplicht niet nagekomen bij het passeren van de transportakte van de bedrijfsoverdracht gedateerd 30 september 1987.
Klager verklaart schriftelijk pas in oktober 2006 kennis te hebben genomen van de inhoud van de transportakte uit 1987.
3.2. Mevrouw [X] heeft namens de oud-notaris, zakelijk weergegeven, het navolgende opgeworpen.
Klager dient voor de vierde keer een klacht in over dezelfde akte d.d. 30 september 1987 en dat mag niet. Bovendien zijn de eerdere klachten afgewezen door de kamer van toezicht.
Ook is de klacht te laat ingediend omdat klager reeds in een brief van 23 november 2006 aan de kamer van toezicht zegt duidelijkheid te hebben verkregen over (o.a.) de akte “…toen [naam broer klager] in 2005 het gebouw op het perceel ging slopen…” Navraag heeft geleerd dat de sloop van het gebouw is begonnen in juni 2005.
4.1. Namens de beklaagde is aangevoerd dat de kamer van toezicht klachten van dezelfde klager over hetzelfde feitencomplex tegen dezelfde oud-notaris heeft afgewezen, zodat klager op grond van het beginsel ne bis in idem terzake de nu wederom ingediende klacht niet ontvankelijk is. Klager heeft niet betwist dat dit beginsel op het notarieel tuchtrecht van toepassing is.
4.2. Hoewel in de Wet op het notarisambt het ne bis in idem beginsel niet uitdrukkelijk geregeld is moet worden aangenomen dat dit beginsel wel analoog toepasbaar is op het notarieel tuchtrecht. Argumenten hiervoor ontleent de kamer aan het belang van handhaving van de autoriteit van de tuchtrechter alsmede aan het belang om de rechtszekerheid van het tuchtrechtelijk rechtssubject te waarborgen. Ook uit de jurisprudentie van de notariskamer van het gerechtshof Amsterdam valt af te leiden dat het onderwerpelijk beginsel op het notarieel tuchtrecht van toepassing is.
4.3. Nu het ne bis in idem beginsel op het notarieel tuchtrecht van toepassing is komt aan de orde de vraag of eerder met betrekking tot een klacht van deze klager over hetzelfde feitencomplex een onherroepelijke tuchtrechtelijke beslissing is genomen.
De kamer constateert dat het gerechtshof Amsterdam bij beslissing van 19 juni 2008 een daarvoor bij deze kamer door klager tegen de oud-notaris ingediende klacht met betrekking tot de transportakte van 1987 en de bedrijfsovername uit datzelfde jaar als ongegrond heeft afgedaan.
Gelet hierop moet klager terzake zijn thans ingediende klacht met betrekking tot de transportakte uit 1987 niet ontvankelijk worden verklaard.
4.4. De kamer constateert dat klager inmiddels voor de negende keer over hetzelfde feitencomplex tegen dezelfde oud-notaris een klacht heeft ingediend. Klager kan niet meer met succes betogen dat hij nog enig te respecteren belang heeft bij het indienen van deze klachten. Het indienen van een volgende klacht over hetzelfde feitencomplex tegen dezelfde oud-notaris wordt als misbruik van recht gekwalificeerd. Een dergelijke klacht zal dan ook door de kamer niet meer in behandeling worden genomen.
verklaart de klager niet-ontvankelijk.
verstaat dat nadere klachten tegen de oud-notaris op grond van hetzelfde feitencomplex niet in behandeling worden genomen.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. S.J.G.N.M. Willard, plaatsvervangend voorzitter, mrs. P.G.Th. Lindeman-Verhaar, M.H.G. Giesbers, J.L.G.M. Mertens en J.J.G.M. Kuijpers leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2009, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.