GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 13 april 2010 in de zaak onder nummer 200.021.255/01 GDW van:
[de gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [plaatsnaam],
APPELLANT,
gemachtigde: mr. J.J.L. Boudewijn,
[klager],
wonende te [plaatsnaam],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder de gerechtsdeurwaarder, is bij een op 23 december 2008 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met één bijlage – hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 25 november 2008, waarbij de klacht van geïntimeerde, verder klager, gedeeltelijk gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel, en de klacht voor het overige ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van klager is op 8 januari 2009 een verweerschrift – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 maart 2010, alwaar zijn verschenen klager en de gerechtsdeurwaarder, vergezeld van zijn gemachtigde. Allen hebben het woord gevoerd, de gerechtsdeurwaarder aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar wat de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
3. Het standpunt van klager
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij de dagvaarding van 2 augustus 2006 heeft betekend aan een adres waar klager sedert 28 juni 2006 was uitgeschreven. Dit had de gerechtsdeurwaarder kunnen weten uit informatie uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) en/of het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK).
4. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
4.1. Volgens de gerechtsdeurwaarder is het gebruikelijk is dat de gerechtsdeurwaarder die het exploot concipieert het adres controleert aan de hand van de GBA en/of KvK voordat de dagvaarding ter betekening aan een collega-gerechtsdeurwaarder wordt toegezonden.
4.2. Voorts wijst de gerechtsdeurwaarder erop dat in de dagvaarding een kostenpost van € 6,84 was opgenomen voor verschotten, nader omschreven als GBA- en KvK-informatie.
4.3. Ten slotte wijst de gerechtsdeurwaarder erop dat er voor hem bij het feitelijk betekenen geen enkele aanleiding was te twijfelen aan de juistheid van de adresgegevens. Er was voor de gerechtsdeurwaarder dan ook geen enkele aanleiding om het door zijn collega opgegeven adres in twijfel te trekken en (nogmaals) te verifiëren. Aldus de gerechtsdeurwaarder.
5.1. Het hof hecht eraan te benadrukken dat verificatie van de adresgegevens van degene aan wie het exploot van dagvaarding dient te worden betekend, bij de GBA dan wel KvK, van essentieel belang is en een standaardonderdeel van de procedure dient te zijn.
5.2. De stelling van de gerechtsdeurwaarder dat het in zijn branche gebruikelijk is dat de concipiërende gerechtsdeurwaarder de gegevens controleert en dat de gerechtsdeurwaarder die wordt verzocht het exploot te betekenen hiervan uit mocht gaan acht het hof juist. Nu er bovendien in de dagvaarding kosten zijn opgevoerd voor verschotten, nader omschreven als GBA – en KvK-informatie bestond er voor de gerechtsdeurwaarder nog minder aanleiding om zelf tot verificatie over te gaan. Het hof tekent hierbij overigens aan dat het aanbeveling verdient dat bij het opvoeren van deze verschotten de datum van controle van de GBA- dan wel KvK-gegevens wordt genoemd. Tot slot wordt nog overwogen dat, indien de feitelijke situatie aanleiding geeft te twijfelen, het voor zich spreekt dat de betekenende gerechtsdeurwaarder alsnog zelfstandig onderzoek verricht.
5.3. Het vorenstaande leidt ertoe dat de beslissing van de kamer, voor zover het de beoordeling van de tegen de gerechtsdeurwaarder gerichte klacht betreft, niet in stand kan blijven. Het hof zal de beslissing dan ook in zoverre vernietigen.
5.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
- vernietigt rubriek 4.5. van de bestreden beslissing en opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht tegen de gerechtdeurwaarder ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, S. Clement en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 13 april 2010 door de rolraadsheer.
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 25 november 2008 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 592.2007 van:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
1. [ ],
voorheen toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [ ],
2. [ ] en [ ],
gerechtsdeurwaarders te [ ]
3. [ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagden.
Bij brief van 10 november 2007 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde sub 1 (hierna: [ ]). Omdat klager meedeelde dat [ ] destijds kantoor hield bij beklaagden sub 2 (hierna: [ ] en [ ]) is de klacht mede tegen hen gericht geacht.
Bij brief van 23 november 2007 heeft het kantoor van [ ] en [ ] onder meer medegedeeld dat [ ] niet meer voor hen werkte en verzocht de klacht rechtstreeks aan [ ] te richten. Naar aanleiding hiervan heeft de Kamer nader onderzoek verricht, waarna de klacht tevens gericht is geacht tegen beklaagde sub 3.
Vervolgens hebben beklaagden op 4 februari 2008, 25 februari 2008 en 26 maart 2008 op de klacht gereageerd en van verweer gediend.
De klacht is behandeld ter zitting van 14 oktober 2008.Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 25 november 2008.
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a) Het kantoor van [ ] en [ ] is door [ ] Finance Nederland BV verzocht een vordering te incasseren op de besloten vennootschap [ ] Media en Communicatiegroep B.V. (hierna: [ ]) en op klager in privé.
b) Uit een uittreksel uit de Kamer van Koophandel (KvK) van 10 april 2006 blijkt dat [ ] is gevestigd op het adres [ ] 115 te [ ] en dat klager bestuurder is van [ ].
c) Bij fax van 19 april 2006 heeft klager [ ] en [ ] onder meer verzocht om correspondentie naar het door hem vermelde postbusnummer [ ] te [ ] te zenden omdat de BV was gevestigd op [ ] 115 maar de huur van dat pand is opgezegd. [ ] en [ ] hebben deze brief op 2 mei 2006 beantwoord.
d) Uit een door of namens de gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2, op 22 mei 2006 opgevraagd uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie [ ] (GBA) blijkt dat klager toen stond ingeschreven op het adres [ ] 82 te [ ].
e) Bij een door [ ] op het adres [ ] 82 te [ ] betekend exploot van 2 augustus 2006 is klager gedagvaard te verschijnen voor de Rechtbank [ ] op 23 augustus 2006.
f) Bij vonnis van 20 september 2006 is klager door de Rechtbank [ ] bij verstek onder meer veroordeeld tot betaling van een geldsom.
g) Bij exploot van 11 oktober 2006 heeft [ ] het vonnis aan klager betekend op het adres [ ] 82 te [ ]. Dit vonnis is retour gezonden.
h) Vervolgens is door/namens [ ] en [ ] opnieuw onderzoek naar het adres van klager gedaan. Uit een uittreksel GBA van 18 oktober 2006 blijkt dat klager per 23 juni 2006 is vertrokken naar Duitsland en per 28 juni 2006 uit het GBA is uitgeschreven.
i) Uit een uittreksel van de KvK van 21 september 2007 blijkt dat een voornemen tot ontbinding van de BV is verzonden op 12 september 2007.
j) Sedert 1 oktober 2007 is [ ] niet langer aan het kantoor van [ ] en [ ] verbonden.
k) Uit een uittreksel uit het GBA van 9 oktober 2007 blijkt dat klager sedert 24 juli 2007 staat ingeschreven op zijn huidige adres in de Gemeente [ ].
l) Vanaf 24 juli 2007 is klager door/namens [ ] en [ ] aangeschreven, waarna over en weer is gecorrespondeerd en de onderhavige klacht is ingediend.
a) Klager verwijt [ ] de dagvaarding van 2 augustus 2006 te hebben betekend aan een adres waar klager sedert 28 juni 2006 was uitgeschreven. Daarnaast stelt klager dat hij schade heeft geleden doordat [ ] niet heeft onderkend dat klager in juli 2006 al is uitgeschreven als bestuurder van de besloten vennootschap die in de dagvaarding wordt vermeld. Voorts wijst klager er op dat uit de informatie uit het GBA en de KvK had moeten blijken dat hij was uitgeschreven.
b) Klager stelt dat hij zich daardoor niet kon verweren in de in de dagvaarding vermelde procedure en dat hij [ ] als schadeplichtig aanmerkt voor zover het vonnis al rechtsgeldig zou zijn, wat klager bestrijdt.
c) Tenslotte beklaagt klager zich erover dat [ ] en [ ] niet hebben gereageerd op een door hem op 21 oktober 2007 bij hen ingediende klacht. Bij brief van 23 september 2009 heeft klager de klacht in die zin uitgebreid dat hij zich erover beklaagt dat hij door de gerechtsdeurwaarders 1 en 2 niet is gewezen op de mogelijkheid van verzet.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders
[ ] heeft aangevoerd -samengevat- dat hij het exploot inderdaad aan het achteraf onjuist gebleken adres [ ] 82 te [ ] heeft betekend. Hij herinnert zich niet dat hem bij de betekening op 11 oktober 2006 is opgevallen dat voormeld pand leeg zou staan. Omdat hij vanaf oktober 2007 niet meer aan het kantoor van [ ] en [ ] is verbonden en daardoor geen inzicht heeft in het dossier, kan hij verder niets aanvoeren.
[ ] heeft aangevoerd - samengevat - dat het in de gerechtsdeurwaardersbranche te doen gebruikelijk is dat de gerechtsdeurwaarder die het exploot opstelt, in deze het kantoor van [ ]s en [ ] te [ ], de adrescontrole uitvoert alvorens een dagvaarding ter betekening aan een collega toe te zenden. De ontvangende gerechtsdeurwaarder mag erop vertrouwen dat de adrescontrole is uitgevoerd. Hij betwist niet dat hij, als de gerechtsdeurwaarder die het exploot heeft betekend, verantwoordelijk is voor de formeel juiste wijze van betekening, maar stelt dat hij gezien de hiervoor geschetste werkwijze niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
[ ] en [ ] hebben aangevoerd van oordeel te zijn dat mogelijk bij herhaling van de informatie bij GBA en KvK de betekening van de dagvaarding anders was gelopen, doch zij zijn van oordeel dat zij te goeder trouw en niet tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld. Hierbij wijzen zij er op dat er helaas tussen het nemen van de informatie(s) en de dagvaarding, een wijziging is opgetreden in de adressen van klager. Klager heeft echter naar aanleiding van de aanmaningen gereageerd en heeft, ondanks dat hij dus wist dat de zaak bij hen in behandeling was, nagelaten bericht omtrent zijn vertrek te zenden, aldus de gerechtsdeurwaarders. Tenslotte wijzen zij er op dat aan klager reeds telefonisch is meegedeeld dat hij in verzet kan gaan tegen het door hem gewraakte vonnis.
Ter zitting heeft [ ] de door [ ] vermelde gangbare praktijk met betrekking tot de verificatie van adressen door de deurwaarder die de dagvaardig opstelt, erkend.
4. Beoordeling van de klacht
4.1. Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat ingevolge het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarder inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen.
Ingevolge het bepaalde in het vijfde lid van dit artikel blijft de gerechtsdeurwaarder in geval van ontslag aan de tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten als bedoeld in het eerste lid, gedurende de tijd dat hij als deurwaarder (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarder inbegrepen) werkzaam was.
De klacht wordt gelet op vorenstaande zowel gericht geacht tegen [ ], [ ] en [ ] als tegen [ ]. Tegen [ ] omdat hij destijds als gerechtsdeurwaarder werkzaam was en tegen [ ] omdat hij degene is die de dagvaarding heeft betekend. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking reeds rekening gehouden.
4.2. Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet is de gerechtsdeurwaarder aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.
4.3. Zoals de Kamer reeds eerder heeft overwogen, ondermeer in zijn uitspraak van 6 juni 2006, zaaknummer 34.62005, geldt als uitgangspunt dat controle op adresgegevens standaard onderdeel van de procedure dient te zijn bij betekening van gerechtelijke stukken. Voor justitiabelen vormt de betekening aan het juiste adres immers een belangrijk facet van rechtsbescherming. Het is derhalve van groot belang dat deze ambtshandelingen worden verricht op basis van recente gegevens. Als afnemer in de zin van de Wet op de Gemeentelijke Basis Administratie met een publieke taak heeft een gerechtsdeurwaarder voor dat doel bovendien directe toegang tot deze administratie, zodat voldoening aan die plicht ook niet praktisch bezwaarlijk is.
4.4. De klacht tegen [ ], [ ] en [ ]
4.4.1. Klager heeft de gerechtsdeurwaarders (in reactie op een brief van [ ] en [ ] van 10 april 2006 aan [ ] op het adres [ ] 82 te [ ]) in een fax van 19 april 2006 verzocht om correspondentie in het vervolg naar het door hem genoemde postbusnummer te zenden.
4.4.2. Ondanks voormeld verzoek is noch het adres van klager, noch het adres van [ ] geverifieerd voorafgaand aan het uitbrengen van het exploot van 2 augustus 2006. Dit is evenmin gebeurd voorafgaand aan het betekenen op 11 oktober 2006 van het verstekvonnis van de Rechtbank [ ] van 20 september 2006.
4.4.3. Alleen al het enkele tijdsverloop tussen het nemen van het eerdere uittreksel van de KvK op 10 april 2006 en uit het GBA op 22 mei 2006 had voor de gerechtsdeurwaarders aanleiding moeten zijn om vóór het uitbrengen van het exploot van 2 augustus 2006, zowel klagers privé – als bedrijfsgegevens opnieuw te verifiëren. Nu verificatie van klagers gegevens op 2 augustus 2006 niet was gebeurd was er temeer aanleiding die verificatie in elk geval uit te voeren alvorens tot betekening van het bij verstek gewezen vonnis over te gaan. Ook dat is echter niet gebeurd.
4.4.4. Gelet op vorenstaande is de Kamer van oordeel dat zowel [ ] als [ ] en [ ] door het adres niet te verifiëren tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld. Daarom zal de klacht tegen hen op dat punt gegrond worden verklaard en wordt na te noemen maatregel opgelegd. Hierbij heeft de Kamer meegewogen dat klager door de onjuiste betekening van het exploot van de dagvaarding niet op de hoogte was van de zitting op 23 augustus 2006 waardoor hij zich daar niet heeft kunnen verweren en bij verstek is veroordeeld.
4.4.5. De Kamer is niet bevoegd te oordelen over de vraag of [ ] schadeplichtig is. Indien klager een antwoord op die vraag wenst dient hij zich tot de gewone rechter te wenden.
4.4.6. De klacht dat [ ] en [ ] niet hebben gereageerd op klagers brief van 21 oktober 2008 kan reeds niet slagen omdat uit de inhoud en toonzetting van deze brief niet kan worden afgeleid dat klager een antwoord op deze brief wenste.
4.4.7. Daargelaten dat klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder hem niet heeft gemeld dat hij in verzet kan gaan en dat de gerechtsdeurwaarders dit ontkent: Anders dan klager meent bestaat er geen rechtsregel op grond waarvan de gerechtsdeurwaarder daartoe verplicht zou zijn.
4.5.1. Gelet op vorenstaande had het op zichzelf in de rede gelegen dat [ ] voorafgaand aan het betekenen van de dagvaarding, zelfstandig onderzoek had verricht naar de juistheid van de door gerechtsdeurwaarders 1 en 2 aan hem verstrekte gegevens. Hij heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid en kan er niet zonder meer op vertrouwen dat de door de opdracht gevende gerechtsdeurwaarder verstrekte gegevens juist zijn. Dit betekent dat naar het oordeel van de Kamer ook [ ] tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, zodat ook de klacht tegen hem gegrond wordt verklaard.
4.5.2. Nu echter ter zitting door [ ] is erkend dat het gebruikelijk is dat de gerechtsdeurwaarder die het exploot opstelt ook een adresverificatie uitvoert, zal aan [ ] geen maatregel worden opgelegd.
Vorenstaande overwegingen leiden tot de volgende beslissing.
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ten aanzien van het nalaten van een adresverificatie tegen alle gerechtsdeurwaarders gegrond;
- legt aan de gerechtsdeurwaarders [ ], [ ] en [ ] de maatregel van berisping op;
- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en mr. A.C.J.J.M. Seuren,
(plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2008 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het
afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.