ECLI:NL:GHAMS:2010:BL7374

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-004313-08
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetheling van een creditcard en bewijsverweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 januari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte was eerder vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, maar het hof heeft de onder 2 subsidiair tenlastegelegde opzetheling van een creditcard bewezen verklaard. De creditcard was ontvreemd uit de post en de verdachte had deze in zijn bezit op het moment van zijn terugkeer uit Lagos op 30 oktober 2006. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd over hoe hij in het bezit van de creditcard is gekomen, wat de geloofwaardigheid van zijn verdediging ondermijnt. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat de creditcard van zijn vriendin was, maar het hof heeft deze verklaring als onbetrouwbaar beoordeeld. Het hof heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten, wat de ernst van de huidige zaak benadrukt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en de teruggave van in beslag genomen geldbedragen is gelast. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-004313-08
datum uitspraak: 12 januari 2010
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 7 augustus 2008 in de strafzaak onder parketnummer 15-501421-06 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1968],
adres: [adres], [woonplaats],
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door politierechter in de rechtbank Haarlem vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 7 augustus 2008 en op de terechtzitting in hoger beroep van 29 december 2009.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 oktober 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een creditcard (Mastercard, genummerd [creditcardnummer], op naam gesteld van [slachtoffer]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde creditcard wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsoverweging
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal acht het hof de onder 2 subsidiair tenlastegelegde opzetheling van de creditcard bewezen.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit de aangifte van [slachtoffer] (AH-003, bijlage 1) blijkt dat de creditcard (en de daarbij behorende pinpas) rond begin september 2006 uit de post moet zijn ontvreemd. Uit het transactie-overzicht van Equens Nederland (AH-004, bijlage 1) blijkt dat van de creditcard misbruik is gemaakt op 5 september 2006 en vervolgens - ter betaling in parkeergarages - van 5 tot en met 20 oktober 2006.
De verdachte is op 22 oktober 2006 naar Lagos gereisd en is op 30 oktober 2006 teruggekeerd in Nederland. Bij controle op Schiphol is de creditcard aangetroffen in zijn portemonnee (AH-005, p. 2).
De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over hoe de kaart in zijn bezit is gekomen. Bij het aantreffen van de creditcard heeft de verdachte verklaard dat zijn vriendin hem die creditcard had gegeven (AH-005, p. 2).
Bij gelegenheid van zijn verhoor op 31 oktober 2006 verklaart hij, zo begrijpt althans het hof die verklaring, dat hij de creditcard zag liggen toen hij zijn handbagage uit het bagagecompartiment in het vliegtuig pakte. Hij dacht dat het de creditcard van zijn vriendin was die uit zijn bagage was gevallen en heeft de creditcard bij zich gestoken.
Bij gelegenheid van zijn verhoor door de rechter-commissaris op 2 november 2006 verklaart de verdachte dat hij bij het los aantreffen van de creditcard deze in zijn portemonnee heeft gedaan.
Op de terechtzitting in eerste aanleg verklaart de verdachte blijkens het proces-verbaal van die zitting dat hij, toen hij zijn handbagage uit de locker haalde, de creditcard zag, niet naar de naam keek, en deze in zijn tas heeft gestopt.
Ter terechtzitting in hoger beroep verklaart de verdachte dat hij, toen hij als laatste passagier van zijn rij zijn handbagage uit het bagagecompartiment pakte, zag dat er allerlei papieren los in het compartiment lagen dan wel uit zijn bagage vielen op het moment van het pakken. Omdat hij ervan uit ging dat deze spullen, waaronder een geldbedrag van 24.000 euro, van hem waren omdat hij de laatste passagier was en deze klaarblijkelijk uit zijn schoudertas waren gevallen, heeft hij deze zonder ze nader te bekijken bij elkaar gepakt en weer in zijn schoudertas gestopt. Hij heeft daarbij geen creditcard gezien. De kaart zat volgens de verdachte niet in zijn portemonnee.
Het hof gaat uit van het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (AH-005). Het hof ziet geen aanleiding de juistheid van deze bevindingen in twijfel te trekken. Daaruit blijkt dat de creditcard is aangetroffen in de portemonnee van de verdachte. Creditcards reizen niet zelfstandig. Niet is komen vast te staan noch is door de verdediging nader onderbouwd dat de verdachte naar Lagos was afgereisd met een creditcard van zijn vriendin. Wel blijkt uit het dossier (AH-008 en bijlagen 1A, 1B en 1C)) dat in de auto die gebruikt wordt door de verdachte en op 22 oktober 2006 is geparkeerd op Schiphol zich papieren bevonden met daarop namen, adressen en rekeningnummers van personen waarvan er tenminste zeven geconfronteerd waren met misbruik van op hun naam gestelde creditcards. Van een van die personen, [slachtoffer creditcardmisbruik], zijn ook gegevens aangetroffen op de laptop in de woning van de verdachte (overzichtsprocesverbaal, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], par. 2.15, 2.16 en 2.17 met verwijzingen). Hiermee geconfronteerd heeft de verdachte ook ter terechtzitting in hoger beroep geen andere verklaring gegeven dan dat anderen dan hijzelf de auto en de laptop ook gebruikten. Gelet op deze feiten en omstandigheden in onderling verband zijn de wisselende verklaringen van de verdachte over het aantreffen en in zijn bagage/portemonnee stoppen van de betrokken creditcard verzonnen en strekken zij ertoe de waarheid te bemantelen, te weten dat de verdachte op 30 oktober 2006 willens en wetens een door misdrijf verkregen creditcard voorhanden heeft gehad.
Het hof merkt ten overvloede nog op dat de verdachte, zoals hij zelf ook heeft verklaard, eerder is veroordeeld voor betrokkenheid bij het zogenaamde hengelen van poststukken waarbij de verdachte dezelfde auto als voornoemd in gebruik had (AH-007).
De raadsman heeft betoogd dat geen sprake is geweest van wederrechtelijke toe-eigening en derhalve niet van verduistering, omdat zijn client tot na zijn aanhouding in de veronderstelling leefde dat de creditcard van zijn vriendin was. Dit verweer behoeft gelet op bovenvermelde en de bewezenverklaring geen verdere bespreking.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde:
opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden waarvan een maand voorwaardelijk en teruggave gelast van 24.000 euro en 850 Britse ponden aan de rechthebbenden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling door een creditcard voorhanden te hebben waarvan hij wist dat het een door een misdrijf verkregen goed betrof. Dit is een ernstig feit. Hoogstwaarschijnlijk is de betrokken creditcard in handen is gekomen van niet rechthebbenden door ontvreemding uit de post. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze vorm van fraude op grote schaal en in het algemeen in georganiseerd verband wordt gepleegd, waarbij grote financiele schade aan de slachtoffers wordt toegebracht. Gezien de feiten en omstandigheden in het dossier is aannemelijk dat de verdachte bij dergelijke fraude betrokken is dan wel is geweest. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiele Documentatie van 16 december 2009 is verdachte eerder veroordeeld voor feiten die in verband staan met posthengelen. Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de verdacht niet ontvankelijk in het hoger beroep, voorzover ingesteld tegen het onder 1 tenlastegelegde.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
ten aanzien van het onder onder 2 subsidiair bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag, te weten: 850 Britse ponden.
Verstaat dat het inbeslaggenomen geldbedrag, groot 24.000,- euro, reeds is teruggegeven aan de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Gonggrijp-van Mourik, mr. J.L. Bruinsma en mr. M.E.A. Wildenburg, in tegenwoordigheid van mr. N. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 januari 2010.
Mr. J.L. Bruinsma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.