ECLI:NL:GHAMS:2010:BL7347

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-000983-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake autodiefstal en heling van een Alfa Romeo

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 januari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van de diefstal van een Alfa Romeo, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld. De verdachte werd beschuldigd van autodiefstal, gepleegd op 24 januari 2009, en van heling van de gestolen auto. De raadsman van de verdachte voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal, aangezien de verdachte 20 uur na de diefstal was aangehouden en er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte de auto had gestolen. Het hof oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk de auto had gestolen, gebaseerd op getuigenverklaringen en observaties van de verbalisanten. Het hof verwierp het bewijsverweer van de raadsman en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan autodiefstal. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk afgewezen, omdat zij niet de eigenaar waren van de gestolen auto. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de vrijspraak van de andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-000983-09
datum uitspraak: 12 januari 2010
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-400157-09 van het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres][woonplaats].
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 en 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 6 februari 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van 29 december 2009.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte stelt dat zijn client moet worden vrijgesproken van het hem onder 3 primair ten laste gelegde, de diefstal van de Alfa Romeo, omdat daarvoor geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is. Client is aangehouden 20 uur na de diefstal. Tevens zijn de signalementen van degene die de auto heeft gestolen, te algemeen en is er geen confrontatie geweest tussen getuigen en verdachte. Er is ook geen sporenonderzoek gedaan, door bijvoorbeeld de sigarettenpeuken in de asbak van de auto, bloedsporen en de aangetroffen handschoenen van verdachte te onderzoeken. Op de jas van zijn client bevonden zich geen hondenharen.
Ook ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde heling van die Alfa Romeo is er onvoldoende bewijs. Niet staat vast dat de zwarte Alfa Romeo waarin de verbalisanten zijn client zagen rijden, dezelfde auto is als de gestolen Alfa Romeo die geparkeerd stond in de Nieuwe Uilenburgerstraat waar de verdachte ongeveer 10 minuten later, 50 meter van de auto vandaan, is gezien. De verbalisanten hebben het kenteken niet genoteerd toen ze verdachte op de Prins Hendrikkade zagen rijden. Vervolgens hebben zij de auto immers uit het oog verloren. Mocht het hof aannemen dat het wel dezelfde Alfa Romeo was, dan is niet sprake van heling omdat client niet had hoeven te weten dat het een gestolen auto was omdat de auto geen braaksporen vertoonde.
Het hof oordeelt als volgt:
Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij niet in de betrokken auto heeft gereden.
Het hof wijst daarbij op het proces-verbaal van aanhouding met nummer [documentnummer], opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina's [nummers]). Verbalisanten hebben op 25 januari 2009 omstreeks 6.00 uur een zwarte Alfa Romeo 145 geobserveerd en een beschrijving gegeven van de enige persoon in de auto, de bestuurder. Kort daarop zien zij een zwarte Alfa Romeo 145 met hoge snelheid een kruising oversteken. Zij gaan direct achter die auto aan en zien in de Nieuwe Uilenburgerstraat een zwarte Alfa Romeo 145 met kenteken [kenteken] geparkeerd staan die daar gezien de uiterlijke kenmerken zeer recent was geparkeerd. Er waren geen andere personen of voertuigen in de buurt. Op 50 meter van de auto zien zij de verdachte lopen die zij herkennen als de bestuurder. Wanneer blijkt dat de auto als gestolen staat gesignaleerd, houden zij de verdachte aan. Naast de uiterlijke kenmerken als "kaal hoofd, lichtelijk ingevallen gezicht en scherpe kaaklijn", herkennen zij aan diens linkerhand wondjes die zij bij de eerste observatie reeds hadden genoteerd.
Het hof heeft de verdachte met deze bevindingen een en andermaal geconfronteerd. De verdachte is bij zijn ontkenning gebleven en heeft geen redelijke verklaring voor zijn aanwezigheid in deze auto willen geven. Het hof gaat er daarom van uit dat deze ontkenning alleen diende om de waarheid te bemantelen, te weten niet alleen dat de verdachte in de auto had gereden op 25 januari 2009, maar ook dat de verdachte deze auto op 24 januari 2009 had gestolen.
Het feit dat de verdachte naar het oordeel van het hof de auto op 24 januari 2009 heeft gestolen, wordt ondersteund door de volgende bevindingen.
In het proces-verbaal vaststelling identiteit met nummer [documentnummer] (doorgenummerde pagina [nummer]) bevindt zich een foto van de verdachte ten tijde van zijn aanhouding. Het hof heeft door eigen waarneming vastgesteld dat de verdachte toen een zeer kort gemillimeterde haardracht had en een smal dan wel ingevallen gezicht. Verdachte is deels van Marokkaanse afkomst. Dit uiterlijk komt zowel overeen met de beschrijving zoals hierboven gerelateerd, van eerdergenoemde verbalisanten als met het signalement van getuigen [getuige 1] (kort haar, lichtdonkere huidskleur en vermoedelijk van Marokkaanse afkomst, te vinden in proces-verbaal van verhoor getuige met nummer[documentnummer], doorgenummerde pagina's [nummers]) en [getuige 2] (donker gelaat, geen negroide persoon, smal gelaat, kort, zwart haar, te vinden in proces-verbaal van verhoor getuige met nummer [documentnummer], doorgenummerde pagina's [nummers]). De getuigen hebben dit signalement gegeven van de bestuurder van een Alfa Romeo die zij zeer kort na de diefstal vlak bij de plaats waar de auto is gestolen met hoge snelheid hebben zien rijden.
Tenslotte laat het hof nog meewegen, zoals blijkt uit het aanvullend proces-verbaal met nummer [documentnummer] inhoudende de verklaring van de aangeefster (doorgenummerde pagina's [nummers]), dat in de vroege ochtend van de volgende dag na de diefstal, ten tijde van de teruggave van de auto aan aangeefster [slachtoffer], de inhoud van het handschoenenkastje nog verspreid door de auto heen is aangetroffen en niet was ontvreemd.
Gelet op het bovenstaande verwerpt het hof het verweer van de raadsman voorzover gericht tegen de onder 3 primair tenlastegelegde diefstal. Het verweer behoeft, gelet op de bewezenverklaring, voor het overige geen bespreking.
Bewezenverklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 januari 2009 te Amstelveen met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een personenauto, merk Alfa Romeo, kenteken [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen onder 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 3 primair bewezenverklaarde
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 3 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 3 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf en tevens vordert hij niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partijen
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan autodiefstal.
Een autodiefstal is een zeer ergerlijk feit waardoor materiele schade wordt toegebracht aan de benadeelden en veel hinder wordt veroorzaakt. Bovendien wordt door autodiefstal een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelden, hetgeen maatschappelijke onrust veroorzaakt en reeds in de samenleving aanwezige gevoelens van onveiligheid versterkt.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiele Documentatie van 16 december 2009 is verdachte eerder ter zake van soortgelijke feiten veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 3 primair tenlastegelegde.
De benadeelde partij is in eerste aanleg niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van EUR 2501,84 zoals door haar ook in eerste aanleg is gevorderd.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, nu zij geen eigenaar is van de gestolen auto.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 3 primair tenlastegelegde.
De benadeelde partij is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van EUR 2501,84 zoals door haar ook in eerste aanleg is gevorderd.
De benadeelde partij heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat de kosten van de reparatie van de auto niet daadwerkelijk gemaakt zijn, maar dienden als schatting om te bepalen dat de auto total loss werd verklaard.De vervangingswaarde van de auto is volgens de garagehouder EUR 1500,00.
De verdachte heeft deze vordering betwist, door te stellen dat hij zich niet schuldig acht aan de hem tenlastegelegde feiten.
Het hof is van oordeel dat het hierna te noemen gedeelte van de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het voormeld bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof is van oordeel dat het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Het hof zal de benadeelde partij in zoverre daarin dan ook niet ontvankelijk verklaren.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de feiten 1 en 2.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 1]:
Wijst af de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij terzake van het onder 3 primair bewezenverklaarde.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 2]:
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij terzake van het onder 3 primair bewezenverklaarde gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], een bedrag van EUR 1.611,95 (duizend zeshonderdelf euro en vijfennegentig cent), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij terzake van het onder 3 primair bewezenverklaarde voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 1.611,95 (duizend zeshonderdelf euro en vijfennegentig cent), zulks ten behoeve van [benadeelde 2].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 26 (zesentwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voorzover) verdachte heeft voldaan aan een van evenvermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Gonggrijp-van Mourik, mr. J.L. Bruinsma en mr. M.E.A. Wildenburg, in tegenwoordigheid van mr. N.E. de Lang, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 januari 2010.
Mr. J.L. Bruinsma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.