4.1In zijn rapport van 3 november 2008 heeft de door de rechtbank benoemde deskundige, neuroloog Van der Ploeg de vragen van de rechtbank verwoord en de anamnese beschreven alsmede de voorgeschiedenis, het lichamelijk onderzoek en de informatie uit de behandelende sector. Hij heeft bij de anamnese onder meer vermeld dat [appellante] na de behandeling tegen de ziekte van Lyme (ook genaamd neuroborreliose) met name klachten bleef houden van vermoeidheid, pijn in de benen en pijn in de rug. Hij heeft voorts de vragen van de rechtbank als volgt beantwoord:
"1. Hoe luidt de anamnese?
De anamnese staat boven vermeld.
2. Wat zijn uw bevindingen bij lichamelijk onderzoek en eventueel aanvullend onderzoek?
Het lichamelijk neurologisch onderzoek toont geen afwijkingen. Aanvullend onderzoek in het kader van deze rapportage werd niet verricht.
3. Welke diagnose(n) kunt u stellen?
Er is sprake van chronische dagelijkse, maar geen continue pijnen aan de thoracale lendewervelkolom, tevens aan de achterzijde van beide bovenbenen en soms de kuiten, zonder neurologische afwijkingen, bij een 52-jarige vrouw met een status na een vastgestelde en geobjectiveerde neuroborreliose d.d. augustus 1998 waarvoor een adequate intraveneuze antibiotische behandeling plaatsvond.
4. Wanneer zijn de klachten begonnen? Is er in het verleden ooit eerder sprake geweest van soortgelijke klachten? Zo ja, wanneer? In welke mate? Hoe behandeld?
De klachten, waaronder de moeheidsklachten begonnen in juli 1998 na een tekenbeet in het linker onderbeen. In het verleden is nooit eerder sprake geweest van dergelijke klachten. Betrokkene heeft in het verleden in 1984 of 1985 een whiplashletsel gehad met klachten gedurende anderhalf jaar aan de nek en niet in de regio waar ze nu nadrukkelijk klachten aangeeft. Destijds zijn die klachten behandeld via de huisarts zonder tussenkomst van een specialist of een fysiotherapeut.
5.a. Zijn er in relatie tot ziekte en/of ongeval objectief medisch vast te stellen stoornissen aanwezig?
In relatie tot de ziekte zijn op dit moment geen medisch vast te stellen stoornissen aanwezig.
5.b. Zo ja, welke stoornissen zijn dit?
Niet van toepassing.
5.c. Hoe ligt de relatie tot ziekte en/of ongeval?
Er zijn geen stoornissen die gerelateerd zijn aan ziekte in de zin van objectief medisch vast te stellen stoornissen maar er is wel een relatie tussen de klachten en een ziekte. Ik verwijs naar de beantwoording van vraag 5d.
5.d. Op welke wijze is één en ander objectief medisch vast te stellen?
Een groot probleem is dat niet objectief medisch is vast te stellen dat hier sprake is van een klachtenpatroon dat gerelateerd kan worden aan een Lyme infectie.
Geobjectiveerd is dat er een Lyme infectie geweest is en het betrof een duidelijk effect met een geobjectiveerde neuroborreliose met intrathecale titerstijgingen. Tevens was er nadrukkelijke celverhoging in de liquor aanwezig. Ook de klachten pasten er goed bij. Van belang is op te merken dat ook in die fase, terwijl het laboratoriumonderzoek onomstotelijk vaststelde dat er sprake was van infectie, de ervaren neuroloog Potma (toevoeging hof: blijkens zijn brief van 11 september 1998 aan de huisarts) geen neurologische afwijkingen kon vaststellen behoudens een geringe asymmetrie van de buikhuidreflexen en dat zijn bevindingen die op zichzelf geen harde betekenis hebben. Het onderschrijft het euvel dat het nu eenmaal zeer moeilijk te objectiveren valt dat dit symptomen zijn die wel degelijk met een infectie te maken hebben.
6. Indien er sprake is van objectief medisch vast te stellen stoornissen in relatie tot ziekte en/of ongeval (vraag 5), geven deze stoornissen dan aanleiding tot beperkingen? Zo ja, welke beperkingen zijn dit? Wilt u zo concreet mogelijk de mate aangeven en wilt u tevens aangeven, op grond van welke overwegingen u tot deze conclusie bent gekomen?
Objectieve medische stoornissen zijn er niet maar zoals boven aangegeven is dat bij de aandoening zoals betrokkene heeft buitengewoon lastig en zelfs in de acute fase ontbreken objectiveerbare neurologische symptomen soms. De verschijnselen die betrokkene had wijzen echter in die richting (de aard van de klachten) en de gegevens van het laboratoriumonderzoek (bloed en liquor) in de acute fase toonden onomstotelijk aan dat deze aandoening ook in het spel was. Er is nu een chronisch klachtenpatroon waarbij dit zonder meer aspecten toont van een zogenaamd post-Lymeziekte-syndroom (voor de onderbouwing hiervan verwijs ik naar de CBO-richtlijn betreffende Borreliose). Dat is evenwel niet met stelligheid aan te tonen. Zowel het neurologisch onderzoek maar ook aanvullende diagnostiek laat ons helaas in de steek. Het is een ervaringsfeit en ook in de literatuur een bekend gegeven dat dit voor kan komen na een infectie zoals betrokkene gehad heeft. Centraal hierin zie ik de vermoeidheidsklachten en de pijnklachten thoracaal en aan de achterzijde van de benen. Vervolgens is er daarmee ook het euvel dat de mate waarin dit aanleiding geeft tot beperkingen moeilijk is aan te geven. Strikte richtlijnen zijn er wat dat betreft niet, laat staan richtlijnen die gebaseerd zijn op gefundeerd wetenschappelijk onderzoek. Daarmee ontkomt men niet aan de (noodgedwongen tamelijk grove) schatting. Om dit te preciseren, leidt tot pseudo-nauwkeurigheid en vergroot het toch al niet te objectiveren geheel alleen maar. Mijn inschatting is dat betrokkene door de klachten ingeleverd heeft in belastbaarheid, deels in algemene zin, deels door klachten van het bewegingsapparaat (pijnen aan de thoracale en lumbale wervelkolom en aan de achterzijde van beide benen) en bij fysieke activiteiten, eveneens in tamelijk algemene zin. Of die beperkingen nu 30% of 50% is, is dus helaas niet exact te noemen, maar het lijkt mij beslist medisch redelijk (maar helaas dus niet objectief aan te tonen) om een afgenomen belastbaarheid te veronderstellen.
7 Hoe ziet het dagelijks leven van [appellante] eruit en hoe verhoudt zich die ten opzichte van de tijd voor de tekenbeet op 1 juli 1998?
Betrokkene geeft aan dat zij in het algemeen in het dagelijks leven veel minder actief kan zijn. Zij kan haar dagelijkse werkzaamheden niet meer fulltime uitoefenen, kan niet meer aan sport doen en heeft een duidelijk afgenomen energie ten opzichte van de situatie voor 1 juli 1998.
8. Hoe zijn nu haar sociale contacten en hoe was dat vóór 1 juli 1998?
Deze afname heeft repercussies gehad voor haar sociale contacten. Deze zijn ook beduidend afgenomen ten opzichte van 1 juli 1998.
9. Wordt er iets gedaan om zo goed en gezond mogelijk te functioneren?
Betrokkene heeft stappen ondernomen, inclusief een tweede mening in het UMCG voor de therapeutische suggesties en diverse vormen van alternatieve therapie.
10. Is het mogelijk om een eigen bedrijf te runnen, zoals dat gedaan werd tot 1 juli 1998?
Het valt betrokkene zwaar om het eigen bedrijf op eenzelfde wijze te runnen zoals zij dat deed tot 1 juli 1998 en feitelijk kan ze dat al jaren niet doen. Op grond van het bovenstaande vind ik het aannemelijk dat dit samenhangt met de ziekte die zij gehad heeft, ook al kan ik het niet bewijzen.
11. Acht u een eindtoestand bereikt, of verwacht u verbetering of verslechtering? In welke mate en op welke termijn?
Op grond van de inmiddels verstreken tijd moeten we aannemen dat er een eindtoestand is bereikt. Ik verwacht geen verslechtering. Eventueel is een verbetering niet helemaal uitgesloten maar dat lijkt me niet meer relevant voor een oordeelsvorming en geen argument om een definitief oordeel naar de toekomst te verschuiven.
12. Acht u, afgezien van een eventueel arbeidsdeskundig onderzoek, nadere consultatie buiten uw vakgebied noodzakelijk of gewenst? Zo ja, op welk gebied?
Niet aangewezen.
13. Hebt u nog therapeutische suggesties?
Op grond van het huidige klachtenpatroon zijn er geen bewezen zinvolle therapieën. Eventueel is nog een poging te wagen met een fysiotherapeutische benadering in de richting van de pijnklachten. In dat kader is ook een Mensendieckbehandeling nog te overwegen. Deze suggestie berust echter niet op bewezen zinvolle geneeskunde. Ik meen dat er in de behandelende sector correct gehandeld is. Een psychologische begeleiding of psychiatrisch consult lijkt me niet aangewezen. De aard van de klachten geeft mij geen aanleiding dat aangewezen te achten, evenmin mijn oordeel over haar psychische en cognitieve functioneren. Ook de voorgeschiedenis is wat dat betreft onverdacht."