ECLI:NL:GHAMS:2009:BR2204
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J. den Boer
- E.A.G. van der Ouderaa
- E.F. Faase
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake naheffingsaanslag loonbelasting en boetebeschikking
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een naheffingsaanslag in de loonbelasting en een boetebeschikking die door de inspecteur van de Belastingdienst aan de belanghebbende is opgelegd. De inspecteur had op 25 augustus 2005 een naheffingsaanslag van € 66.226 opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004, samen met een boete van € 33.113. Na bezwaar van de belanghebbende handhaafde de inspecteur de aanslag en de boete. De rechtbank Haarlem verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond op 7 juni 2007. Hierop heeft de gemachtigde van de belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam.
Tijdens de zitting op 29 oktober 2008 werd er een compromis voorgesteld door het Hof, waarbij partijen overeenkwamen dat de enkelvoudige belasting € 16.236 zou bedragen en dat de heffingsrente conform de wettelijke regels zou worden berekend. De boete werd in beginsel vastgesteld op 50% van de enkelvoudige belasting, maar werd verlaagd tot € 5.000 vanwege de draagkracht van de belanghebbende. Daarnaast werd de boete nog eens met 5% verminderd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de uiteindelijke boete op € 4.750 kwam te liggen.
Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond. De naheffingsaanslag werd verminderd tot € 16.236 en de boete tot € 4.750. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 1.932 en moest het betaalde griffierecht van in totaal € 144 aan de belanghebbende worden vergoed. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.