1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Voor het verloop van de procedure tot 11 november 2008 verwijst het hof naar het tussenarrest van die datum. In dat tussenarrest heeft het hof Arnhem zich onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar dit hof, nevenzittingsplaats Arnhem. Daarnaast heeft het hof de zaak op de rol geplaatst voor het nemen van een memorie van grieven door [appellant].
1.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] vier grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, heeft hij bewijs aangeboden en één nieuwe productie in het geding gebracht en heeft hij geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, uitvoerbaar bij voorraad:
I. onderhavige kwestie zelf zal afdoen en De Amersfoortse zal veroordelen om met ingang van 1 mei 2004 aan [appellant] uitkering te doen van de op grond van de tussen partijen vigerende verzekeringsovereenkomst verzekerde premies [bedoeld zal zijn: uitkeringen, hof], conform arbeidsongeschiktheidsklasse 80 -100%, althans een door het hof in goede justitie te bepalen arbeidsongeschiktheidspercentage, alsmede;
II. De Amersfoortse zal veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de verschuldigde uit te keren premies [bedoeld zal zijn: uitkeringen, hof], vanaf iedere maand dat zij in gebreke is/blijft tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede;
III. De Amersfoortse zal veroordelen om aan [appellant] te betalen terzake de kosten buiten rechte het bedrag van € 3.349,14 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 juni 2007 tot aan de datum der algehele voldoening, alsmede;
IV. De Amersfoortse zal veroordelen in de kosten van de procedures in beide instanties.
1.3 Bij memorie van antwoord heeft De Amersfoortse de grieven bestreden en verweer gevoerd, heeft zij bewijs aangeboden en heeft zij geconcludeerd tot verwerping van de grieven en tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, al dan niet onder verbetering van gronden, en tot veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in [bedoeld zal zijn:] hoger beroep, waarbij de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
1.4 Vervolgens heeft De Amersfoortse de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest op één dossier bepaald.
2 De vaststaande feiten
Op grond van hetgeen enerzijds is gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde producties, staan vast de feiten die de rechtbank in haar vonnis van 18 juni 2008 onder 2.1 tot en met 2.14 heeft vermeld.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Het gaat in deze zaak - kort samengevat - om het volgende. [appellant] heeft op 19 juni 2002 een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij Fundum, in juli 2005 opgevolgd door De Amersfoortse. Het verzekerde beroep van [appellant] is interim manager. Op 5 februari 2003 is [appellant] een auto-ongeval overkomen en op 3 februari 2004 is hij ten val gekomen. Van januari 2004 tot en met april 2004 heeft [appellant] een uitkering ontvangen op basis van volledige arbeidsongeschiktheid. Fundum heeft besloten hem met ingang van 1 mei 2004 geen uitkering meer te verstrekken. Vanaf 30 augustus 2004 ontvangt [appellant] een WAZ-uitkering op basis van volledige arbeidsongeschiktheid.
3.2 Omdat partijen van mening bleven verschillen over de mate van arbeidsongeschiktheid, hebben zij besloten onderzoek te laten doen door orthopeed dr. Ph.J. Edixhoven, neuroloog E. Oosterhoff en psychiater dr. L. Timmerman. De medisch adviseur van De Amersfoortse heeft een beperkingenformulier ingevuld waarmee [appellant] het oneens is gebleven.
3.3 [appellant] heeft De Amersfoortse daarom in rechte betrokken en samengevat gevorderd voor recht te verklaren dat hij sedert 10 november 2003 als volledig arbeidsongeschikt is te beschouwen in het kader van de tussen partijen geldende verzekeringsovereenkomst en De Amersfoortse te veroordelen met ingang van 10 november 2003 uitkering te doen van het volledige verzekerde jaarbedrag inclusief rente en buitengerechtelijke kosten. De Amersfoortse heeft verweer gevoerd. De rechtbank heeft na een comparitie van partijen het gevorderde afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.
3.4 De kern van het geschil is of de bevindingen van de medisch specialisten moeten leiden tot een gehele of gedeeltelijke uitkering op basis van de verzekeringsovereenkomst. De grieven van [appellant] richten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat dat niet het geval is en lenen zich daarom voor gezamenlijke behandeling.
3.5 Op de verzekeringsovereenkomst zijn polisvoorwaarden van toepassing. In hoger beroep heeft [appellant] als productie 1 polisvoorwaarden overgelegd die volgens hem op de verzekeringovereenkomst van toepassing zijn. De Amersfoortse heeft dat niet weersproken, zodat het hof deze polisvoorwaarden volgt. Artikel 4 van de polisvoorwaarden bepaalt - voor zover hier van belang -: "Van arbeidsongeschiktheid is uitsluitend sprake, indien er in relatie tot ziekte of ongeval ob-jectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan waardoor de verzekerde beperkt is in zijn functioneren. Onverminderd het hierboven bepaalde wordt arbeidsongeschiktheid aanwezig geacht, indien de verzekerde voor ten minste 25% ongeschikt is tot het verrichten van de werkzaamheden verbonden aan zijn op het polisblad vermelde beroep, zoals dat voor deze beroepswerkzaamheden in de regel en redelijkerwijs van hem kan worden verlangd."
Verder bepaalt artikel 26 van de polisvoorwaarden dat de mate van arbeidsongeschiktheid, de omvang van de uitkering en de periode waarvoor deze zal gelden door de verzekeraar worden vastgesteld aan de hand van gegevens van door de verzekeraar aan te wijzen deskundigen. Indien de verzekeringnemer niet binnen 30 dagen zijn bezwaren heeft kenbaar gemaakt, wordt hij geacht het standpunt van de Amersfoortse te hebben aanvaard. Vast staat dat de [appellant] binnen die termijn zijn bezwaren kenbaar heeft gemaakt.
3.6 Op grond van artikel 26 is het primair aan De Amersfoortse om de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen. Zij is daarin niet geheel vrij. De rechtsverhouding tussen partijen wordt namelijk mede beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid. Dit brengt mee dat het onderzoek naar en de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid van de verzekerde door de verzekeraar met voldoende zorgvuldigheid dienen te geschieden.
3.7 De Amersfoortse heeft beperkingen van [appellant] door haar medisch adviseur laten vaststellen op basis van de rapporten van Edixhoven, Oosterhoff en Timmerman. De bevindingen en conclusies van deze specialisten - die in onderling overleg zijn aangezocht - onderschrijven beide partijen.
3.8 In zijn opmerkingen bij het beperkingenformulier van 6 juli 2006 en 5 januari 2007 heeft de medisch adviseur het volgende opgenomen (productie 7 bij inleidende dagvaarding en productie 13 bij conclusie van antwoord): "De beperkingen als gevolg van het nektrauma c.q. post whiplash syndroom zijn enkel gebaseerd op de expertise van Dr. Oosterhoff.
NB. Dr. Oosterhoff stelt in zijn expertise dat betrokkene eigenlijk als volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht als gevolg van de mentale problematiek, een depressie. Het is echter gezien zijn professie niet gerechtvaardigd om deze uitspraak te doen; hiervoor moet een psychiater geraadpleegd worden.
(…)
Aanvulling d.d. 5 jan. 2007: recent in december 2006 is een psychiatrische expertise verricht met als conclusie: geen depressie, wel een somatoforme stoornis, echter geen beperkingen voor het verrichten van arbeid op psychiatrische gronden. Ondanks dat ben ik van mening dat er wel enige beperkingen te rechtvaardigen zijn op grond van het klachtenpatroon: nl. op energetisch gebied (was al reeds aangegeven in bep. lijst van juli 2006):"
3.9 In een notitie van 20 februari 2007 (productie 7 bij inleidende dagvaarding) schrijft de medisch adviseur nog het volgende: "Wij zijn in een later stadium akkoord gegaan met een neurologische expertise i.c. de expertise van Dr. Oosterhof van juni 2006. Uitsluitend de hierin genoemde beperkingen op somatisch gebied kunnen meegenomen worden in een FML (…). De genoemde beperkingen op psychisch gebied, zoals genoemd in de expertise van Dr. Oosterhof, hebben geen waarde, immers Dr. Oosterhof is neuroloog en geen psychiater en kan derhalve niet gerechtigd zijn om beperkingen aan te geven op psychisch gebied. Dus ook hier geldt dat de genoemde beperkingen uit de expertise van Dr. Oosterhof niet meegenomen mogen worden in een beperkingenprofiel c.q. een FML."
3.10 De medisch adviseur heeft in het beperkingenprofiel alleen energetische beperkingen aangenomen bij zware lichamelijke inspanning en geen beperkingen wat de psychische belastbaarheid betreft.
3.11 Naar het oordeel van het hof heeft de medisch adviseur aan de bevindingen van de medici onjuiste conclusies verbonden. Oosterhoff heeft bij [appellant] een post whiplash syndroom vastgesteld (productie 5 bij inleidende dagvaarding). Daarnaast heeft Oosterhoff gewezen op een depressief toestandsbeeld/syndroom waarvoor hij aanbeveelt een psychiatrisch oordeel in te winnen. Oosterhof acht [appellant] beperkt bij het verrichten van psychisch belastende werkzaamheden waarvoor een hoge mate van mentale scherpte en stressbestendigheid dan wel frustratietolerantie noodzakelijk is. Naar zijn oordeel vinden deze beperkingen hun oorsprong in zowel het post whiplash syndroom als het depressieve toestandsbeeld. "Deze beperkingen vloeien voort uit zijn uitgesproken concentratie- en geheugenproblemen, energiegebrek en oriëntatiestoornissen, maar niet in het minst ook uit het duidelijke depressieve syndroom." Onmiskenbaar heeft Oosterhoff de beperkingen dus geweten aan twee afzonderlijke oorzaken, te weten het post whiplash syndroom en een depressief syndroom.
3.12 Timmerman is vervolgens verzocht te onderzoeken of [appellant] leed aan een depressie en hij heeft die vraag ontkennend beantwoord. Hij heeft vanuit zijn expertise de psychische klachten van [appellant] als "somatoforme stoornis, ongedifferentieerd," geclassificeerd. Timmerman heeft zich niet uitgelaten - en daartoe strekt zijn expertise zich ook niet uit - over de beperkingen die uit het post whiplash syndroom voortvloeien. Het post whiplash syndroom is geen psychiatrisch ziektebeeld en kan daarom ook niet door Timmerman worden gediagnosticeerd. Hij heeft dit syndroom terecht geschaard onder AS-III waar volgens de systematiek van het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV-TR), hierna:DSM-IV, de somatische aandoeningen vermeld worden. DSM IV is het standaardwerk voor het stellen van diagnoses in de geestelijke gezondheidszorg. In de systematiek van DSM IV worden stoornissen onderverdeeld in meerdere dimensies die assen worden genoemd. Op AS-I zijn de klinische stoornissen geclassificeerd zoals stemmingsstoornissen (depressies) en angststoornissen. Op AS-III (de lichamelijke toestand) worden lichamelijke ziekten, aandoeningen of handicaps beschreven die van belang kunnen zijn voor de psychische stoornis en de behandeling. Onjuist is daarom het niet onderbouwde standpunt van De Amersfoortse (randnummer 12, memorie van antwoord) dat Timmerman het post whiplash syndroom louter als neurologische "bijkomende omstandigheid" heeft geduid.
3.13 Doordat Timmerman geen depressie heeft vastgesteld, is één belangrijke verklaring van Oosterhoff voor de psychische klachten van [appellant] komen te ontvallen. De psychische beperkingen die voortvloeien uit het gediagnosticeerde post whiplash syndroom (concentratie- en geheugenproblemen, energiegebrek en oriëntatiestoornissen) staan echter nog steeds overeind. Dit syndroom gaat ook vaak gepaard met deze klachten en is mede een indicatie voor het bestaan van het syndroom. Het behoort tot de neurologische expertise cognitieve klachten te duiden en in verband te brengen met andere bekende gegevens om tot een diagnose te komen. Dat heeft Oosterhoff gedaan en hij is tot de diagnose post whiplash syndroom gekomen. Hij heeft daarbij acht geslagen op het aan [appellant] overkomen ongeval van 5 februari 2003 en de mogelijkheid van een whiplash-like-injury in combinatie met de pre-existente aanwezigheid van een uitgesproken laag cervicale degeneratieve afwijking (spondylartrose) alsmede een kortdurende bewustzijnsdaling. Gewezen wordt verder nog op de contacten die [appellant] na het ongeval met zijn huisarts en specialisten heeft gehad. Het verweer van De Amersfoortse dat een neuroloog psychische klachten niet zou mogen duiden, gaat in zijn algemeenheid niet op.
3.14 Thans moet de vraag worden beantwoord of de geconstateerde beperkingen en de gestelde diagnoses onder het bereik van objectief medisch vast te stellen stoornissen (artikel 4 van de polisvoorwaarden) vallen. [appellant] stelt dat het post whiplash syndroom en de somatoforme stoornis, ongedifferentieerd, allebei een benoembaar en herkenbaar ziektebeeld en daarmee objectief medisch vast te stellen stoornissen zijn in de zin van de polis. De Amersfoortse heeft dit betwist.
3.15 Het hof oordeelt als volgt. Voorop staat dat het de verzekeraar vrij staat om in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen. Bij de beantwoording van de vraag hoe artikel 4 moet worden uitgelegd, komt het evenwel aan op de zin die [appellant] en De Amersfoortse over en weer in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijze van elkaar mochten verwachten. Nu over dergelijke voorwaarden niet tussen partijen onderhandeld pleegt te worden, is de uitleg daarvan in het bijzonder afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel. In dat verband is van belang dat bedoelde bepalingen bestemd zijn om de rechtsverhouding te regelen van De Amersfoortse met particuliere verzekerden die doorgaans leek zijn op medisch gebied. De omstandigheid dat verzekerden wel worden bijgestaan door een tussenpersoon - zoals in het onderhavige geval - maakt dit niet wezenlijk anders omdat de tussenpersoon doorgaans ook een leek op medisch gebied zal zijn. De Amersfoortse dient daarom haar bedoeling in haar polisvoorwaarden tot uitdrukking te brengen op een wijze die voor de verzekeringnemer op grond van objectieve factoren voldoende duidelijk kenbaar is.
3.16 In de tekst van artikel 4 van de polisvoorwaarden is wel ondubbelzinnig tot uitdrukking gebracht dat de arbeidsongeschiktheid objectief medisch moet kunnen worden vastgesteld, maar die tekst brengt onvoldoende duidelijk kenbaar tot uitdrukking de door De Amersfoortse gestelde bedoeling, namelijk om van vergoeding uit te sluiten iedere arbeidsongeschiktheid ter zake waarvan geen medisch te objectiveren afwijkingen of symptomen kunnen worden vastgesteld, ook al is volgens medici van de in aanmerking komende specialismen sprake van een herkenbaar en benoembaar klachtenbeeld (en kan de arbeidsongeschiktheid in die zin dus medisch worden vastgesteld). In elk geval heeft De Amersfoortse geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden die haar ten dienste stonden om haar bedoeling duidelijker tot uitdrukking te brengen, namelijk door een uitdrukkelijke uitsluiting op te nemen voor gevallen van (onder meer) het post whiplash syndroom, door die gevallen met name te noemen als voorbeelden van gevallen waarin geen dekking wordt geboden, of op andere wijze. Een dergelijke min of meer expliciete formulering was ook daarom aangewezen omdat artikel 2.1 van de polisvoorwaarden het doel van de verzekering heel algemeen omschrijft als het verlenen van uitkering bij derving van inkomen door de verzekerde ten gevolge van diens arbeidsongeschiktheid, welke doel bij de door De Amersfoortse voorgestane uitleg van artikel 4 niet in alle gevallen wordt bereikt.
3.17 Het voorgaande leidt het hof tot de conclusie dat [appellant] uit de tekst van de polisvoorwaarden heeft mogen begrijpen dat sprake is van een objectief medisch vast te stellen stoornis voor zover de klachten van [appellant] een herkenbaar en benoembaar klachtenbeeld vormen.
3.18 Niet betwist is dat [appellant] lijdt aan het post whiplash syndroom ten gevolge van het hem overkomen ongeval. Hoewel het bij dit syndroom doorgaans gaat om medisch niet of nauwelijks objectiveerbare afwijkingen, is hierbij niettemin sprake van een herkenbaar en benoembaar klachtenbeeld veroorzaakt door een bepaald ongevalsmechanisme. Het gaat dus wel degelijk om een herkenbaar en benoembaar ziektebeeld in relatie tot een ongeval, dat valt onder de dekking van artikel 4. Het standpunt van De Amersfoortse dat het bij dit syndroom slechts gaat om etikettering van subjectieve klachten, althans om een andere oorzaak dan ziekte of ongeval, en dat dit eraan in de weg staat om arbeidsongeschiktheid in de zin van de polisvoorwaarden aan te nemen, verwerpt het hof dan ook.
3.19 De diagnose somatoforme stoornis, ongedifferentieerd, duidt erop dat Timmerman de klachten niet heeft kunnen toewijzen aan een specifieke somatoforme stoornis en/of de fysi-logische klachten niet heeft kunnen toewijzen aan een andere psychische stoornis (vgl. toelichting bij 300.82 (F45.9) Somatoforme stoornis NAO in DSM IV). Dat laat onverlet dat Timmerman een stoornis heeft geduid, al is het blijkens zijn rapport aarzelend. Uit de criteria die DSM IV voor de stoornis geeft, volgt, anders dan De Amersfoortse betoogt, niet dat er slechts sprake is van een verzameling klachten waarop een etiket is geplakt. Indien Timmerman de overtuiging had gehad dat er geen sprake was van een klinische stoornis maar slechts van onbegrepen klachten, had hij geen stoornis op AS-I geduid. Het hof verwijst naar rov. 3.12.
3.20 Anderzijds volgt uit het rapport van Timmerman dat er geen psychiatrisch ziektebeeld is en dat er (daarom) geen beperkingen zijn te formuleren op basis van een psychiatrische stoornis. Wat de wel gestelde diagnose betreft, getuigt het rapport van twijfels bij Timmerman. Verder biedt het rapport van Timmerman onvoldoende aanwijzingen dat de somatoforme stoornis in verband staat met het ongeval of een (andere) ziekte. In zoverre vindt het hof onvoldoende aanknopingspunten in het rapport die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een herkenbaar en benoembaar klachtenbeeld in relatie tot ziekte of ongeval.
3.21 Een en ander leidt tot de conclusie dat er naast de lichamelijke beperkingen die voortvloeien uit het post whiplash syndroom, cognitieve beperkingen aan de orde zijn die voortvloeien uit het post whiplash syndroom en waarvoor de onderhavige verzekering dekking biedt. De slotsom luidt dan ook dat De Amersfoortse het onderzoek naar en de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid van [appellant] niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft verricht omdat haar medisch adviseur geen beperkingen voor de psychische belastbaarheid heeft aangenomen hetgeen in het licht van het voorgaande niet houdbaar is. De grieven slagen in zoverre.
3.22 Vanwege de devolutieve werking van het hoger beroep beoordeelt het hof nu de stelling van De Amersfoortse dat de aanspraken van [appellant] uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst zijn vervallen omdat hij sedert augustus 2004 geen premie meer heeft betaald. In haar conclusie van antwoord heeft zij gesteld dat Fundum de dekking per 18 augustus 2004 heeft geschorst, althans de polis heeft geroyeerd. Van dat royement heeft zij geen bewijs overgelegd en het blijkt ook nergens uit. Ook niet uit de interne notities op de brief (productie 2 bij conclusie van antwoord): "wordt deze polis geroyeerd?" "ik heb de facturen in de wacht gezet". Hieruit volgt eerder dat de polis alleen administratief geschorst was.
3.23 [appellant] heeft zich beroepen op een opschortingrecht. De Amersfoortse heeft niet betwist dat [appellant] de betaling van premie mag opschorten zolang De Amersfoortse de verzekeringsovereenkomst niet (op de juiste wijze) is nagekomen. Hiervoor heeft het hof geoordeeld dat De Amersfoortse is tekortgeschoten in de zorgvuldigheid die van haar als professioneel verzekeraar verwacht mocht worden. Zij heeft de beperkingen van [appellant] immers onvoldoende zorgvuldig vastgesteld. Van correcte nakoming is dan ook geen sprake. Het hof oordeelt dan ook dat [appellant] gerechtigd was tot opschorting zolang De Amersfoortse niet volgens de vereiste zorgvuldigheid het onderzoek naar en de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid van [appellant] had verricht. De schorsing van de dekking – en voor zover zou moeten worden aangenomen dat de verzekeringspolis is geroyeerd, het royement - miste(n) dus een grondslag.
3.24 Het hof houdt het er daarnaast voor dat [appellant] geen kennisgeving heeft ontvangen van het royement van de polis. Dat royement kan hem daarom niet worden tegengeworpen. De redelijkheid en billijkheid brengen immers mee dat de verzekeraar zich, zodra de verzekeringnemer ter zake van de premiebetaling in verzuim is waardoor zijn premieverplichtingen integraal in stand blijven maar zijn rechten gedurende die periode van verzuim integraal vervallen, binnen een redelijke termijn uitspreekt over het voortbestaan van de overeenkomst. Die duidelijkheid mag te meer worden verwacht in een geval als het onderhavige waarin het belang bij behoud van een persoonsverzekering waarin het gezondheidsrisico centraal staat, gekoppeld is aan het (tijdelijk) niet betalen van premie vanwege onenigheid tussen de verzekeraar en de verzekeringnemer over de mate van arbeidsongeschiktheid.
3.25 De slotsom is dat de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw moet worden vastgesteld. Dat zal niet eenvoudig zijn. Het oordeel van het hof brengt immers mee dat maar een deel van de psychische klachten van [appellant] onder de dekking valt en een ander deel niet. De rapporten van Oosterhoff en Timmerman bieden onvoldoende klaarheid om scherp onderscheid te kunnen maken en een arbeidsongeschiktheidspercentage vast te stellen. In elk geval is op dit moment geen aanleiding het arbeidsongeschiktpercentage op 80-100% te stellen. De omvang van het onder de dekking vallende deel van de klachten kan voorts moeilijk na zoveel jaren nog worden vastgesteld. Daarnaast zijn de aard en ernst van de concentratie- en geheugenproblemen alsmede de energetische problemen destijds niet door neuropsychologische onderzoek in kaart gebracht. Ook hiervoor geldt dat het lastig is thans nog een uitspraak te doen over de destijds bestaande ernst van de cognitieve beperkingen en het verloop ervan vanaf 2004 tot heden.
3.26 Een en ander is echter niet onmogelijk en het hof is dan ook in beginsel voornemens Oosterhoff opnieuw te laten rapporteren over het aandeel van het post whiplash syndroom in de aard en omvang van de beperkingen voor psychisch belastende werkzaamheden. Daarna zal alsnog neuropsychologisch onderzoek plaats moeten vinden, gevolgd door een verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek. Het hof wenst dit voornemen met partijen te bespreken tijdens een zitting en zal een comparitie van partijen gelasten.
3.27 Gelet op de geschetste problemen die met nader onderzoek gepaard gaan en de kosten ervan voor De Amersfoortse, mede in relatie tot de relatief korte uitkeringsperiode (mei 2004 – november 2009) en de huidige leeftijd van [appellant] (64), ziet het hof aanleiding om tijdens de zitting ook de mogelijkheden van een minnelijke schikking te bespreken.
Slotsom
3.28 Het hof zal een comparitie van partijen gelasten voor het verkrijgen van inlichtingen en voor het beproeven van een minnelijke schikking. De partij die bij gelegenheid van de comparitie nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, dient ervoor te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk vier dagen voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen.
4 De beslissing