ECLI:NL:GHAMS:2009:BK1543

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.008.686/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke maatregel tegen notaris wegens schending van wettelijke verplichtingen en vertrouwensschending in het notariaat

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een notaris die betrokken was bij een samenwerkingsverband van notarissen en advocaten. De notaris, die in beroep was gegaan tegen een eerdere beslissing van de Kamer van Toezicht, werd beschuldigd van het niet tijdig indienen van financiële overzichten en jaarstukken, het niet nakomen van afspraken met de ING Bank, en het zich borg stellen voor de schulden van anderen. De klachten waren gegrond verklaard door de Kamer van Toezicht, die de notaris een schorsing van één maand had opgelegd. Het hof oordeelde dat de notaris onvoldoende zorg had gedragen voor zijn wettelijke verplichtingen en verantwoordelijkheden binnen het samenwerkingsverband. Ondanks zijn argument dat hij afhankelijk was van de medewerking van andere notarissen, oordeelde het hof dat hij niet voldoende had gedaan om zijn verplichtingen na te komen. De ernst van de situatie, die het vertrouwen van het publiek in het notariaat in gevaar bracht, rechtvaardigde een tuchtrechtelijke maatregel. Het hof vernietigde de eerdere beslissing voor wat betreft de duur van de schorsing en bepaalde deze op één week, terwijl de overige beslissingen werden bekrachtigd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van notarissen om hun wettelijke verplichtingen na te komen, ook binnen een samenwerkingsverband.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 1 september 2009 in de zaak onder nummer 200.008.686/01 NOT van:
MR. [notaris],
notaris te [plaats], thans te [plaats],
APPELLANT,
gemachtigde: mr. W. Aerts, advocaat te Nijmegen,
tegen
BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,
gevestigd te Utrecht,
GEÏNTIMEERDE
gemachtigden: mr. A.T.A. Tilleman en K. Faber RA.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Ter griffie van het hof is op 1 juli 2008 van de zijde van appellant, hierna te noemen de notaris, een verzoekschrift ingekomen, waarbij hij tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, hierna te noemen de kamer, van 4 juni 2008, waarbij de kamer de klachten van geïntimeerde, verder: het BFT, gegrond heeft verklaard en de notaris de maatregel van schorsing voor de duur van één maand is opgelegd.
1.2. Van de zijde van het BFT is op 20 oktober 2008 een verweerschrift met bijlagen ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Namens de notaris zijn bij brieven van 4 en 6 mei 2009 nog producties in het geding gebracht.
1.4. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 mei 2009. Tegelijkertijd is het hoger beroep in de zaak met zaaknummer [nummer] tussen [andere notaris] en het BFT behandeld. De notaris vergezeld van zijn gemachtigde en de gemachtigden van het BFT zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigden aan de hand van een pleitnotitie.
2. Stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. Feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat, behoudens waar het betreft de vaststelling door de kamer van Toezicht in de slotzin van rechtsoverweging 2.11 dat “het BFT evenmin de definitieve jaarstukken 2006 van de zelfstandige kantoren heeft ontvangen. De notaris heeft daaromtrent in hoger beroep aangevoerd dat de definitieve cijfers van de maatschap waarvan hij deel uitmaakt over het jaar 2006 op 4 december 2007 bij het BFT zijn ingeleverd.
4. Standpunt van de notaris
4.1. Voor het standpunt van de notaris verwijst het hof naar het beroepschrift en de pleitnotitie in hoger beroep.
4.2. Het voornaamste bezwaar van de notaris tegen de bestreden beslissing is dat naar zijn mening de kamer alle betrokken notarissen over één kam heeft geschoren en niet in aanmerking heeft genomen dat hem geen verwijt valt te maken. Daarnaast is de notaris van mening dat de – hierna te bespreken – klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond zijn.
5. Standpunt van het BFT
Het BFT acht alle klachtonderdelen gegrond.
6. Beoordeling van de klacht
6.1. De klacht bestaat uit vier onderdelen, kort gezegd:
1. Het ontbreken van financiële overzichten met betrekking tot de bewarings- en liquiditeitspositie, de balanspositie en de resultatenontwikkeling, zowel van de afzonderlijke onderneming van de notaris als van het samenwerkingsverband [naam vennootschap] Holding BV. (artikel 2 Administratieverordening van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie).
2. Onvoldoende zorg voor het nakomen van afspraken in het kader van de kredietfaciliteit van het samenwerkingsverband bij ING Bank N.V. (artikel 23 lid 1 Wet op het notarisambt).
3. Borgstelling voor anderen, te weten de bij het samenwerkingsverband aangesloten advocaten (artikel 23 lid 2, aanhef en onder c, Wet op het notarisambt).
4. Het niet-indienen van de definitieve jaarstukken en de geconsolideerde cijfers over 2006 (artikel 24 Wet op het notarisambt).
6.2. De notaris heeft erkend dat de onder 1 en 4 bedoelde stukken niet (tijdig) zijn ingediend, althans voor zover het betreft de geconsolideerde stukken en de stukken die betrekking hebben op het kantoor van de notaris te [plaats]. De notaris meent echter dat dit is te wijten aan gebrek aan medewerking van enkele tot het samenwerkingsverband behorende notarissen die zijn verenigd in groep [naam].
De notaris heeft verder erkend dat diverse afspraken met ING Bank N.V. in het kader van (de aflossing van) het verleende krediet niet (tijdig) zijn nagekomen, maar de notaris heeft aangevoerd dat dit is te wijten aan nalatigheid van groep [naam] terwijl hij al het nodige heeft gedaan om groep [naam] te bewegen zich aan de gemaakte afspraken te houden. De notaris meent dat hem van het een en ander geen verwijt kan worden gemaakt.
6.3. Het hof acht in dit verband het volgende van belang. De notaris heeft zich begeven in het samenwerkingsverband met enkele notarissen en advocaten en aldus de zeggenschap over onderdelen van zijn praktijkvoering uit handen gegeven. Dat heeft hem echter niet ontslagen van zijn wettelijke verplichtingen en verantwoordelijkheden. Het had op zijn weg gelegen vóór het aangaan van het samenwerkingsverband zich ervan te vergewissen dat de organisatie en administratie van het samenwerkingsverband op orde waren en dat een vruchtbare samenwerking binnen het verband mogelijk was, welke samenwerking hem in staat zou stellen zijn wettelijke verplichtingen na te komen en verantwoordelijkheden waar te maken. Het is niet aannemelijk geworden dat de notaris zich daarvan voldoende rekenschap heeft gegeven. Dat leidt tot het oordeel dat de notaris zich niet op voldoende verantwoorde wijze in het samenwerkingsverband heeft begeven. De gevolgen daarvan, zoals die zich thans presenteren in de feiten die ten grondslag liggen aan de klachtonderdelen 1, 2 en 4, zijn dan ook mede aan de notaris als verwijtbaar toe te rekenen.
6.4. De notaris heeft zich jegens ING Bank N.V. persoonlijk borg gesteld voor de verplichtingen uit hoofde van de kredietfaciliteit van het samenwerkingsverband, waarmee ook de praktijken van de deelnemende advocaten werd gefinancierd.
De notaris heeft zich daarmee verbonden voor de schulden van deze advocaten. Dat de borgstelling plaatsvond in het kader van het samenwerkingsverband en dat het de bedoeling was dat de borgstelling zou vervallen nadat aan een aantal voorwaarden zou zijn voldaan, waaronder de oprichting van enkele vennootschappen, maakt dat niet anders.
6.5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klachtonderdelen terecht gegrond zijn verklaard.
6.6. Ten aanzien van de ernst van het aan de notaris te maken verwijt, overweegt het hof het volgende. Binnen het samenwerkingsverband bestaat al jarenlang een conflict, dat de deelnemers aan het verband niet hebben kunnen oplossen en dat ertoe leidt dat de notarissen hun wettelijke verplichtingen niet ten volle kunnen nakomen. Daarmee is een situatie in het leven geroepen die het risico in zich draagt dat de cliënten van de notaris worden benadeeld en het vertrouwen van het publiek in het notariaat wordt geschaad. De notaris draagt hiervoor mede de verantwoordelijkheid. De ernst van de situatie rechtvaardigt de maatregel van schorsing. Anderzijds kan er niet aan worden voorbij gegaan dat voldoende aannemelijk is geworden dat de notaris voor het nakomen van zijn wettelijke verplichtingen deels afhankelijk is van de medewerking van anderen, dat hem de toegang tot zijn kantoor te [plaats] is ontzegd en dat hij de nodige inspanningen heeft verricht om die medewerking te verkrijgen en tot een oplossing van het conflict te komen, waaronder het entameren van procedures en bemiddelingspogingen. Alles in aanmerking genomen acht het hof in de gegeven omstandigheden een schorsing voor de duur van één week aangewezen.
6.7. De slotsom is dat de beslissing van de kamer moet worden vernietigd, voor zover het de duur van de schorsing betreft. Voor het overige zal het hof de beslissing bekrachtigen.
7. Beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing waarvan beroep voor zover het betreft de duur van de schorsing;
- in zoverre opnieuw rechtdoende: bepaalt de duur van de schorsing op één week;
- bekrachtigt de beslissing waarvan beroep voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, L. Verheij en W.J.J. Los en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 1 september 2009 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE LEEUWARDEN
Reg.nr.: 08-2008
UITSPRAAK
van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden (hierna te noemen: de Kamer), in de zaak van:
Bureau Financieel Toezicht,
gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: het BFT,
gemachtigden: G.P. Vermeulen RA en K. Faber RA, beiden werkzaam bij BFT
tegen
mr. [notaris],
notaris te [plaats],
hierna te noemen: [notaris],
procederende in persoon.
PROCESVERLOOP
1. Bij brief van 4 april 2008 heeft het BFT een klacht ingediend tegen [notaris]. [Notaris] heeft schriftelijk verweer gevoerd bij brief van 23 april 2008. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 14 mei 2008 ter vergadering van de voltallige Kamer. Zowel het BFT als [notaris] zijn verschenen.
MOTIVERING
Feiten
2.1. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.2. [Notaris] maakt deel uit van het samenwerkingsverband [X] Notarissen & Advocaten Holding bv (hierna te noemen: de holding). Naast [notaris] participeren de volgende notarissen in de holding:
1. mr. [A] te [plaats] (hierna te noemen: [A])
2. mr. [B] te [plaats] (hierna te noemen: [B])
3. mr. [C] te [plaats] (hierna te noemen:[C])
4. mr. [D] te [plaats] (hierna te noemen: [D])
5. mr. [E] te [plaats] hierna te noemen: [E])
6. mr. [F] te [plaats] (hierna te noemen:[F]).
Verder participeren de navolgende advocaten in de holding:
1. mr. [G] te [plaats]
2. mr. [H] te [plaats].
2.3. Het samenwerkingsverband is in 2006 gestart door de inbreng van de notarispraktijk [A] en [notaris], de praktijk van [B], de praktijk van [E] en [F] en de advocatenpraktijk [G] en [H]. Per 13 april 2006 is [C] toegetreden tot de holding en per 1 november 2006 [D].
2.4. Door middel van persoonlijke holdingvennootschappen is een ieder aandeelhouder van de holding. De holding op haar beurt is enig aandeelhouder van de navolgende bv's:
a) [X] Notarissen bv (hierna te noemen: [X] Notarissen)
b) [X] Advocaten bv (hierna te noemen: [X] Advocaten)
c) [X] Vastgoed bv (hierna te noemen: [X] Vastgoed).
2.5. De holding is in september 2006 een kredietfaciliteit met de ING Bank aangegaan bestaande uit de volgende componenten:
1. een rekening-courantkrediet ad € 650.000 (pro resto € 215.000), waarvan onder andere de navolgende zaken zijn gefinancierd:
a) inventaris en automatisering voor € 300.000
b) aanloopverliezen [plaats] voor € 100.000
c) praktijkfinanciering advocaten voor € 200.000
2. een lening ad € 1.830.000 (pro resto € 1.820.000), aangewend voor panden die zijn ingebracht in [X] Vastgoed.
Voor deze kredietfaciliteit hebben alle bij de holding betrokken vennoten een borgstelling van € 281.250 per persoon afgegeven, met uitzondering van De Boer, die toen nog geen vennoot was. Voor de kredietfaciliteit zijn hoofdelijk aansprakelijk:
1. de holding
2. [X] Vastgoed
3. [X] Notarissen.
2.6. Begin 2007 hebben de vennoten besloten de samenwerking om hen moverende redenen niet te willen voortzetten. Tot een juridische ontvlechting is het tot op heden nog niet gekomen. Wel heeft één en ander binnen [X] Notarissen ertoe geleid dat er sinds 2007 sprake is van twee groepen die gescheiden opereren, te weten:
1. [X] Notarissen (hierna te noemen: [naam 1]), bestaande uit:
a) [A]
b) [D]
c) [B]
2. [Y] Notarissen (hierna te noemen: [naam 2]), bestaande uit:
a) [E]
b) [F]
c) C]
d) [notaris]
Met ingang van 1 januari 2008 heeft [naam 1] de samenwerking met [A] opgezegd.
2.7. In juni 2007 heeft er een bemiddelingspoging door de voorzitter van de Kamer en de Deken van de Orde van Advocaten plaats gehad.
2.8. Op 5 november 2007 heeft de mondelinge behandeling plaats gehad van een door [naam 2] tegen [naam 1] aangespannen kort geding, die heeft geresulteerd in een vaststellingsovereenkomst welke schriftelijk is vastgelegd in een door alle partijen ter zitting ondertekend proces-verbaal. Ter beslechting van hun geschillen zijn partijen onder andere het volgende overeengekomen:
1. het instellen van een arbitragecommissie voor een bindend advies;
2. het voor 1 december 2007 aflossen van 20% van het uitstaande krediet bij ING. Ter verdere aflossing zullen [F], [E] en [C] hun goodwill terugstorten bij de ING Bank;
3. het ontvlechten van [X] Notarissen waarbij als uitgangspunt geldt dat alle ondernemingen met terugwerkende kracht per 1 januari 2006 zelfstandig verdergaan en niet zijn ingebracht in [X] Notarissen.
2.9. De arbitragecommissie is inmiddels samengesteld, maar is nog niet gestart met haar werkzaamheden als gevolg van het uitblijven van betaling van het door [naam 1] verschuldigde gedeelte van het voorschot. [Naam 2] heeft op of omstreeks 18 april 2008 dit bedrag voldaan.
2.10. De administratie is met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2007 op twee plaatsen verricht. [Naam 2] houdt administratie in Steenwijk onder leiding van de voormalige controller van de holding. De administratie van [naam 1] wordt verricht in [plaats].
2.11. Op 12 november 2007 hebben alle notarissen een rappel ontvangen van het BFT om over te gaan tot het indien van de definitieve jaarstukken 2006. Hierop heeft het BFT de volgende stukken ontvangen:
1. conceptjaarstukken 2006 van de zelfstandige kantoren;
2. conceptjaarstukken 2006 van [X] Vastgoed en de holding
Een conceptjaarrekening 2006 van het totale samenwerkingsverband met daarin opgenomen de geconsolideerde cijfers is door het BFT niet ontvangen. Evenmin heeft het BFT de definitieve jaarstukken 2006 van de zelfstandige kantoren ontvangen.
2.12. Bij brief van 10 december 2007 heeft de ING laten weten dat zij als gevolg van het voortslepende conflict tussen [naam 1] en [naam 2] en het niet naar haar genoegen afhandelen van de aflossing c.q. herfinanciering van de lopende kredietfaciliteit het kredietdossier heeft overgedragen aan de afdeling DCR/Recovery. Eind april 2008 heeft [naam 1] voldaan.
Het standpunt van het BFT
3. Het BFT verwijt [notaris] - kort gezegd - een viertal zaken, te weten dat:
1. vanaf begin 2007 geen periodieke overzichten vanuit het geautomatiseerde systeem worden gegenereerd ter vaststelling van de bewarings- en liquiditeitspositie van zowel de afzonderlijk gedreven notarisondernemingen als van de totale holding. Ook ontbreekt tussentijds inzicht in de balanspositie en in de resultatenontwikkeling van zowel de afzonderlijk gedreven notarisondernemingen als van de totale holding;
2. telkenmale diverse termijnen waarop actie moest worden ondernomen in het kader van de kredietfaciliteitovereenkomst met ING zijn overschreden, waardoor de continuïteit van het totale samenwerkingsverband alsmede van de afzonderlijke kantoren op onaanvaardbare wijze in gevaar is gebracht;
3. hij zich borg heeft gesteld voor schulden van derden, te weten voor de praktijk van de advocaten;
4. hij ook na het aan hem verleende uitstel heeft verzuimd de definitieve jaarstukken over 2006 van zijn kantoor en de geconsolideerde cijfers over 2006 in te dienen.
Het standpunt van [notaris]
4. [Notaris] heeft de aan de klachten ten grondslag gelegde feiten niet weersproken. Als algemene verklaring c.q verdediging voor de geconstateerde feiten voert [notaris] aan dat hij afhankelijk is van [naam 1] die in gebreke blijft met het nakomen van bepaalde afspraken.
Wel stelt [notaris] dat hij de klachten 2 en 3 onterecht acht.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van de klachten heeft [notaris] uitvoerig stilgestaan bij de problemen tussen de [naam 1] en de [naam 2].
De beoordeling door de kamer
5. De Kamer ziet zich gesteld voor de vraag of [notaris] tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De Kamer overweegt ten aanzien van die vraag als volgt.
6. Ingevolge artikel 98, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (hierna te noemen: Wna) zijn (kandidaat-)notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als (kandidaat-)notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)notaris niet betaamt. De Kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notaris in deze klachtzaak een verwijtbare handeling in de zin van dit artikel oplevert.
Klacht 1
7.1. Op grond van artikel 2 Administratieverordening is de notaris verplicht zijn administratie zodanig in te richten dat de verslaglegging kan geschieden onder meer conform door het bestuur van de KNB vastgestelde voorschriften met betrekking tot de wijze en frequentie van berekening van de bewarings- en liquiditeitspositie. Elk kantoor dient intern ten minste per kwartaal een tussentijds overzicht op te stellen waaruit de bewarings- en liquiditeitspositie en de resultatenontwikkeling blijken.
7.2. Door niet te voldoen aan het opstellen van periodieke overzichten ter vaststelling van de bewarings- en liquiditeitspositie én door tussentijds geen inzicht te geven in de balanspositie en in de resultatenontwikkeling van zowel de afzonderlijk gedreven notarisondernemingen als van de totale holding, heeft [notaris] naar het oordeel van de Kamer gehandeld in strijd met artikel 2 van de Administratieverordening. Dat [notaris] naar eigen zeggen allerlei acties heeft ondernomen om tot oplossingen te komen, zodat onder andere de benodigde overzichten konden worden opgesteld, maakt zulks niet anders. De Kamer acht deze klacht gegrond.
Klacht 2
8. Met het BFT is de Kamer van oordeel dat in strijd met artikel 23 lid 1 Wna is gehandeld doordat telkenmale diverse termijnen, waarop ingevolge de kredietfaciliteitovereenkomst met ING actie moest worden ondernomen, werden overschreden. Niet-naleving van de voorwaarden van een kredietovereenkomst kan leiden tot opzegging van het krediet. Daarom kan door voormelde termijnoverschrijdingen de continuïteit van zowel het totale samenwerkingsverband als van de afzonderlijke kantoren in gevaar zijn gebracht. Ook hier geldt dat het verweer van [notaris] dat hij heeft voldaan aan zijn verplichtingen zoals genoemd in de vaststellingsovereenkomst niet kan slagen. Immers, naast [X] Vastgoed en [X] Notarissen is de holding hoofdelijk aansprakelijk voor de kredietfaciliteit die de holding in september 2006 met de ING Bank is aangegaan. [notaris] is door middel van zijn persoonlijke holdingvennootschap aandeelhouder van de holding en daarmee aansprakelijk voor het niet-nakomen van de voorwaarden van de kredietovereenkomst. Ook deze klacht acht de Kamer gegrond.
Klacht 3
9.1. Met de met ING Bank aangegane rekening-courantkredietovereenkomst is onder andere de praktijkfinanciering van de advocaten [H] en [G] gefinancierd. Voor deze kredietfaciliteit hebben alle bij de holding betrokken vennoten een borgstelling van € 281.250 per persoon afgegeven, met uitzondering van [D].
9.2. Ingevolge artikel 23 lid 2 sub c Wna is het de notaris verboden zich borg te stellen of anderszins in te staan voor schulden van anderen. Nu is komen vast te staan dat [notaris] een borgstelling heeft afgegeven kan geconcludeerd worden dat [notaris] heeft gehandeld in strijd met artikel 23 lid 2 sub c Wna. Dat [X] Advocaten geen partij is in de overeenkomst, zoals door is [notaris] betoogd, doet niet ter zake. De Kamer acht deze klacht dan ook gegrond.
Klacht 4
10.1. Ingevolge artikel 24 lid 4 Wna juncto artikel 112 lid 1 Wna heeft de notaris de verplichting om binnen vier maanden na afloop van het boekjaar de jaarstukken over voorgaand boekjaar op te stellen en aanstonds na het verstrijken van deze termijn in te dienen bij het BFT.
Aan het BFT is ingevolge artikel 110 Wna de taak opgelegd toezicht te houden op de nakoming van de financiële verplichtingen die bij of krachtens de Wna aan de notarissen worden opgelegd. Teneinde die financiële situatie te kunnen beoordelen en op eventuele zorgelijke ontwikkelingen adequaat te kunnen inspelen, dient het BFT tijdig door de notaris van de betreffende stukken te worden voorzien. Het tekortschieten ter zake door de notaris belemmert het BFT in het effectief toezicht houden op de financiële omstandigheden van de notaris. Zonder de juiste gegevens kan het BFT niet tijdig inspringen, hetgeen essentieel is voor het functioneren van het BFT in het algemeen.
10.2. Door - ondanks het aan hem verleende uitstel - de definitieve jaarstukken over 2006 van zijn kantoor én de geconsolideerde cijfers over 2006 van de holding niet (tijdig) in te dienen, heeft [notaris] naar het oordeel van de Kamer tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. Verwijzen naar onwil van de tegenpartij(en) in het conflict beschouwt de Kamer niet als een omstandigheid die [notaris] disculpeert. De Kamer acht deze klacht dan ook gegrond.
Op te leggen maatregel
11. Aangaande de vraag of, en zo ja welke, tuchtrechtelijke maatregel ter zake van de gegrond geachte klachten dient te worden opgelegd overweegt de Kamer als volgt. De ernst van de klachten, die ieder voor zich onder normale omstandigheden niet zonder meer tot forse sanctionering aanleiding zouden behoeven te geven, wordt in deze zaak in belangrijke mate bepaald door het slepende conflict inzake de ontvlechting van de holding. Er bestaat kennelijk een rechtstreeks verband tussen enerzijds door het BFT geconstateerde onvolkomenheden in de bedrijfsvoering en anderzijds de door voormeld conflict teweeggebrachte onmogelijkheid voor de betrokken notarissen om een financiële administratie te voeren, die beantwoordt aan de eisen, die de desbetreffende regelgeving daaraan stelt in het belang van een betrouwbaar notarieel rechtsverkeer. De Kamer maakt zich ernstige zorgen over het langdurig uitblijven van zichtbare serieuze inspanningen van de betrokken notarissen om de ontvlechting van hun indertijd in [X] ingebrachte praktijken concreet gestalte te geven op zo'n manier, dat hun kantoren (weer) kunnen voldoen aan de daaraan door de regelgeving gestelde eisen.
12. Dat in de ontvlechting van de holding nog steeds weinig vooruitgang is geboekt is des te zorgwekkender, nu de betrokken partijen kennelijk niet in staat of bereid zijn om de al in juni 2007 in het kader van een bemiddelingspoging door de voorzitter van de Kamer en de Deken van de Orde van Advocaten uitgebrachte adviezen op te volgen, en zelfs ook niet om de tussen hen op 5 november 2007 ter terechtzitting in kort geding bereikte schikking feitelijk uit te voeren. Daarbij werd onder meer uitdrukkelijk het volgende overeengekomen: "Partijen wensen tot finale geschillenbeslechting te komen en willen daarvoor een arbitrageprocedure starten". Nadat echter eerst het storten van het door de [naam 1] verschuldigde voorschot geruime tijd achterwege bleef totdat [naam 2] ook dat bedrag betaalde, kwam ook daarna tot op heden de arbitrageprocedure nog niet merkbaar op gang.
13. De Kamer hecht eraan om te benadrukken dat zij voortduring van deze stand van zaken onverantwoord acht, omdat hierdoor een te groot risico blijft bestaan dat cliënten aanzienlijke nadelen ondervinden van onjuistheden in de financiële bedrijfsvoering, evenals van de nog steeds bestaande onduidelijkheden omtrent de feitelijke waarneming van alle protocollen, met name het protocol van [notaris] in [plaats]. Voortduring van deze situatie kan het publieke vertrouwen in het notariaat ernstig schaden. Nu de betrokken notarissen er kennelijk nog steeds niet in slagen om aan deze toestand voortvarend een einde te maken is thans een krachtige tuchtrechtelijke ingreep geboden.
14. Gelet op het bovenstaande acht de Kamer de maatregel van een schorsing voor de duur van één maand geïndiceerd.
DE BESLISSING
De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden:
verklaart de klachten gegrond;
legt aan de notaris de maatregel van schorsing op voor de duur van 1 maand;
bepaalt dat de maatregel zal ingaan één week nadat is vastgesteld dat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.
Deze beslissing is genomen te Leeuwarden door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzitter, mr. P. Schulting, mr. M.D. Palstra, mr. E.M.W. de Lange en mr. J.G. de Beer, leden, bijgestaan door mr. M.A. Fokkens-Kelder, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2008.
De beslissing is verzonden op
Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.