ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ7465

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.023.781/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging afwijzing toelating tot schuldsaneringsregeling na alcoholgerelateerde schuld

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante die op 30 januari 2009 een verzoekschrift indiende bij het Gerechtshof Amsterdam, na de afwijzing van haar verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door de rechtbank Alkmaar op 22 januari 2009. De rechtbank had geoordeeld dat de appellante in de vijf jaar voorafgaand aan haar verzoek niet te goeder trouw was geweest met betrekking tot een schuld aan Univé van € 37.425,49, die voortkwam uit een schadevergoeding voor een verkeersongeluk dat zij op 1 september 2007 had veroorzaakt terwijl zij onder invloed van alcohol was.

Tijdens de behandeling van het hoger beroep op 13 maart 2009, bijgestaan door haar advocaat mr. C.R. Rutte, heeft de appellante betoogd dat de omstandigheden waaronder de schuld was ontstaan, inmiddels onder controle zijn. Ze heeft haar alcoholverslaving aangepakt door zich aan te melden bij Brijder Verslavingszorg, waar ze in augustus 2008 met succes een behandeling heeft afgerond. Daarnaast heeft ze haar taakstraffen uitgevoerd en is ze sinds het najaar van 2008 aan het werk op uitzendbasis, met uitzicht op uitbreiding van haar uren.

Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de schuld aan Univé niet te goeder trouw is ontstaan, de appellante aannemelijk heeft gemaakt dat ze de omstandigheden die tot haar schulden hebben geleid, onder controle heeft gekregen. Het hof oordeelt dat de situatie van de appellante nu zodanig stabiel is dat de nakoming van de schuldsaneringsregeling voldoende gewaarborgd is. Daarom vernietigt het hof de beslissing van de rechtbank en verklaart het de wettelijke schuldsaneringsregeling alsnog van toepassing op de appellante, met verwijzing naar de rechtbank Alkmaar voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 20 maart 2009 in de zaak met zaaknummer 200.023.781/01 van:
Appellante,
wonende te Schagen,
advocaat: mr. C.R. Rutte te Alkmaar.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante is bij op 30 januari 2009 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van de beslissing van de rechtbank Alkmaar van 22 januari 2009 met rekestnummer 106823/FT-EA 08.522, waarbij het verzoek van appellante tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen.
1.2. Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 13 maart 2009. Bij die behandeling is appellante verschenen, bijgestaan door mr. Rutte voornoemd.
2. De gronden van de beslissing
2.1. De rechtbank heeft op de in de beslissing waarvan beroep vermelde gronden het verzoek van appellante om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is appellante in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend niet te goeder trouw geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van een schuld aan Univé van thans € 37.425,49.
2.2. In hoger beroep is het volgende gebleken.
2.2.1. Appellante is een alleenstaande vrouw van 41 jaar. Zij heeft een minderjarige zoon die bij de vader woont. Op 1 september 2007 heeft appellante onder invloed van alcohol een verkeersongeluk veroorzaakt.
2.2.2. De totale schuldenlast van appellante bedroeg blijkens de verklaring ex artikel 285 Faillissementswet (Fw.) op 17 november 2008 € 87.702,75, waaronder een schuld aan Univé van € 37.425,49 – welke schuld abusievelijk tweemaal in de verklaring is opgenomen - uit hoofde van door Univé als schadeverzekeraar aan het slachtoffer van genoemd ongeval betaalde schadevergoeding.
2.2.3. Appellante heeft niet betwist dat de schuld aan Univé niet te goeder trouw is ontstaan. Zij is echter van mening dat de schuld niet aan haar toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg dient te staan. Zij verkeerde ten tijde van het veroorzaken van het ongeluk onder moeilijke omstandigheden vanwege spanningen in een relatie. Zij voelde zich door haar toenmalige partner onder druk gezet en was de controle over haar leven kwijt. Voornoemde relatie is echter beëindigd en zij heeft er sindsdien alles aan gedaan om haar leven weer in goede banen te leiden. Zij heeft zich in februari 2008 bij Brijder Verslavingszorg aangemeld en aldaar in augustus 2008 met succes een behandeling tegen haar verslaving aan alcoholische dranken afgerond. Taakstraffen van 40 en 50 uur die haar zijn opgelegd vanwege het hiervoor vermelde ongeluk, alsmede vanwege het op 8 december 2006 rijden op haar fiets onder invloed van alcohol en het daarna tegenover ambtenaren weerspannig gedragen, heeft zij inmiddels uitgevoerd. De termijn van de voorwaardelijke ontzegging van haar rijbevoegdheid is voorbij. Zij heeft sinds het najaar van 2008 een baan van 24 uur per week op uitzendbasis met het vooruitzicht op uitbreiding op korte termijn van haar werkzaamheden naar 40 uur per week. Ter ondersteuning van haar stellingen heeft zij stukken overgelegd.
2.3. Gebleken is dat de schuld van appellante aan Univé niet te goeder trouw is ontstaan. Gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep heeft appellante echter aannemelijk gemaakt dat zij de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan van haar schulden onder controle heeft gekregen. Blijkens een brief van de Brijder Verslavingszorg van 28 januari 2009 heeft zij gemotiveerd aan de behandeling van haar alcoholprobleem deelgenomen en deze succesvol afgerond. Haar is voor verdere begeleiding een zorgmentor toegewezen, met wie zij tot op heden het contact heeft onderhouden. Zij heeft – nog steeds blijkens voormelde brief - op constructieve wijze meegedacht over haar toekomst en heeft daardoor uiteindelijk werk gevonden. Blijkens een faxbrief van haar werkgever van 28 januari 2009 bestaat bij de werkgever de intentie appellante binnen afzienbare tijd voor 40 uur per week in dienst te nemen. Voorts heeft appellante haar taakstraffen uitgevoerd. Het hof is van oordeel dat de situatie van appellante gelet op het vorenstaande thans zodanig stabiel is dat de nakoming door haar van de schuldsaneringsregeling voldoende gewaarborgd is. Haar wordt een kans gegund om uit haar problematische schuldensituatie te komen.
2.4 Gelet op het hiervoor overwogene zal het hof de beslissing van de rechtbank vernietigen en het onderhavige verzoek van appellante alsnog toewijzen, nu ook overigens aan de wettelijke vereisten is voldaan.
3. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing waarvan beroep;
- verklaart alsnog op appellante de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing;
- verwijst de zaak naar de rechtbank Alkmaar om te worden voortgezet met inachtneming van het in dit arrest overwogene.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans, S. Clement en P.J. Duinkerken en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 20 maart 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.