ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ4505

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R0465-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na onherroepelijke niet ontvankelijkheid van het OM in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2009 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.H.W. van der Lee, om schadevergoeding van de Staat. Verzoeker vorderde een schadevergoeding van EUR 44.610, die hij stelt te hebben geleden als gevolg van zijn inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in een strafzaak met het parketnummer 23-004051-07. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de advocaat-generaal gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift.

De achtergrond van de zaak betreft een eerdere uitspraak van het hof op 24 oktober 2008, waarin het openbaar ministerie niet ontvankelijk werd verklaard in zijn vervolging omdat het strafdossier zoek was geraakt. Na het intrekken van het cassatieberoep door het openbaar ministerie, werd de strafzaak opnieuw aangebracht bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank oordeelde op 23 april 2009 dat het ontbreken van het dossier een herstelbare fout was en dat het belang van vervolging zwaarder woog dan de gemaakte fouten door het OM.

Het hof oordeelde dat de strafzaak nog niet definitief was geëindigd, zoals bedoeld in artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor werd het verzoek van verzoeker als voorbarig beschouwd, en werd hij niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om schadevergoeding. De beschikking werd uitgesproken in de openbare zitting van het hof, waarbij mr. C.J.D. Waal niet in staat was om de beschikking mede te ondertekenen. De beslissing werd genomen door de tweede meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Rekestnummer: R 465-09 (art. 89 Sv)
Parketnummer: 23-004051-07
BESCHIKKING
op het verzoekschrift krachtens artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats], op [1978],
domicilie kiezend ten kantore van zijn advocaat mr. J.H.W. van der Lee, [adres en plaats].
Advocaat: mr. J.H.W. van der Lee.
1. Inhoud van het verzoek
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, tot een bedrag van in totaal EUR 44.610, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer.
2. Procesverloop
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 14 juli 2009 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker, mr. J.H.W. van der Lee, ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
Verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De advocaat heeft desgevraagd verklaard door verzoeker uitdrukkelijk te zijn gemachtigd als advocaat verzoeker bij te staan.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de verzoeker niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek.
3. Beoordeling van het verzoek
Bij arrest van dit hof van 24 oktober 2008 is het openbaar ministerie desgevorderd niet ontvankelijk verklaard in zijn vervolging, omdat het strafdossier in de zaak met bovengenoemd parketnummer zoek was. Het openbaar ministerie heeft tegen het arrest van het hof cassatie ingesteld. Op 19 december 2008 is het ingestelde cassatieberoep ingetrokken. De strafzaak is, na reconstructie van het dossier, onder parketnummer 13/414151-08 opnieuw aangebracht bij de rechtbank Amsterdam, met een ten aanzien van de feiten 1 en 2 aan de strafzaak met het in aanhef van deze beschikking genoemde parketnummer woordelijk gelijke tenlastelegging. Bij beslissing van de rechtbank Amsterdam van 23 april 2009 in die zaak is geoordeeld dat het ontbreken van het dossier wordt beschouwd als een herstelbare fout en dat gezien de ernst van het feit het belang van vervolging groter is dan de fouten die zijn gemaakt door het OM. De strafzaak zal op een nog nader te bepalen tijdstip worden voortgezet. In dat licht bezien alsmede vanuit het oogpunt van wetsystematiek is het hof van oordeel dat de zaak nog niet (definitief) is geëindigd, zoals bedoeld in artikel 89, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat onderhavig verzoek voorbarig is gedaan en verzoeker mitsdien in zijn verzoek niet kan worden ontvangen.
4. Beslissing
Het hof:
Verklaart de verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de tweede meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. J.L. Bruinsma en mr. C.J.D. Waal, in tegenwoordigheid van mr. S.E.C. Debets als griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 14 juli 2009.
Mr. C.J.D. Waal is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.