parketnummer: 23-005934-07
datum uitspraak: 14 juli 2009
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 oktober 2007 in de strafzaak onder de parketnummers 13-457526-07 en 13-420147-07 (TUL) van het openbaar ministerie tegen
[verdachte],
geboren te [Suriname] op [1960],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [adres en plaats].
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van het openbaar ministerie is, blijkens de akte van hoger beroep, niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 3 oktober 2007 en op de terechtzitting in hoger beroep van 14 juli 2009.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging, voorzover in hoger beroep nog aan de orde, wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is immers niet komen vast te staan dat de verdachte in het bezit is gekomen van de blikjes bier door deze uit C1000 weg te nemen en zich deze aldus wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3:
“hij op 19 juni 2007 te Amsterdam opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten M. de Wilde en L.F. Slats en J. Kuin, respectievelijk brigadier en agent en adspirant-surveillant van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, belast met bureauwerkzaamheden, in hun tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden: "Jij vuile nazi, Hitler, Hitler, je moeder is een hoer, vuile homo”
Hetgeen onder 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Daarbij wordt in het bijzonder overwogen dat de verdachte wordt vrijgesproken van de onder 3 tenlastegelegde woorden ‘kowlo ma pima ma pampa’, nu zonder vertaling niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat deze woorden beledigend van aard zijn.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. De politierechter heeft daarnaast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd op 7 februari 2007 bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-420147-07 afgewezen.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De advocaat-generaal heeft daarnaast gevorderd dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd op 7 februari 2007 bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-420147-07, opnieuw wordt afgewezen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tijdens zijn insluitingsperiode schuldig gemaakt aan het beledigen van opsporingsambtenaren gedurende en ter zake de rechtmatige uitoefening van hun bediening door hen de woorden toe te voegen: “Jij vuile nazi, Hitler, Hitler, je moeder is een hoer, vuile homo”. Het bezigen van deze woorden als scheldwoorden is kwetsend voor de eigenwaarde van mensen in het algemeen en in het bijzonder voor degenen, die als ambtenaar met de rechtmatige uitoefening van hun bediening bezig zijn. Dit te meer nu daarmee in zo een situatie ook minachting voor de politie als zodanig wordt geuit, waardoor aldus tevens het (openbaar) gezag wordt aangetast. Van politieagenten wordt verwacht en mag worden verwacht dat zij zich rechtmatig van hun taak kwijten. Zij hoeven zich niet, en al helemaal niet op strafrechtelijk te duiden wijze, te laten beschimpen, wanneer zij juist ten dienste van de burger hun taak vervullen.
De politierechter heeft in dit verband nog overwogen dat het voor de desbetreffende politie-ambtenaren evident moet zijn geweest dat zij van doen hadden met een psychiatrisch patiënt. Nergens blijkt echter uit dat de verdachte, indien hij zijn medicijnen tijdig inneemt, niet in staat zou zijn uitlatingen als hier aan de orde achterwege te laten, terwijl hij ook overigens zich er niet op heeft beroepen het strafbare feit in kwestie te hebben gepleegd onder een dergelijke invloed en dit verder ook niet uit het dossier kan worden afgeleid.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 juni 2009 is verdachte eerder veroordeeld ter zake van eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling
Het hof zal de vordering tot tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter te Amsterdam van 7 februari 2007, parketnummer 13-420147-07, ten aanzien van het bij dat vonnis voorwaardelijk opgelegde strafdeel afwijzen, nu verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten reeds langer in voorlopige hechtenis heeft gezeten dan de duur van de hem thans opgelegde straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Wijst af de vordering van het openbaar ministerie Amsterdam van 26 juni 2007, strekkende tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 7 februari 2007 met parketnummer 13-420147-07 voorwaardelijk opgelegde strafdeel.
Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. J.L. Bruinsma en mr. C.J.D. Waal, in tegenwoordigheid van mr. S.E.C. Debets, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 juli 2009.
Mr. C.J.D. Waal is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.