ECLI:NL:GHAMS:2009:BI6402

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.017.581-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevelschrift terzake van nakosten na arrest in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, hebben verzoekers, aangeduid als [X] c.s., op 27 oktober 2008 een verzoekschrift ingediend. Dit verzoek was gericht op het verkrijgen van een bevelschrift op basis van artikel 237, lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (BRv) voor de nakosten die zijn ontstaan na een eerder arrest van het hof, uitgesproken op 8 mei 2008. In dat arrest had het hof een eerder vonnis van de rechtbank Amsterdam vernietigd en de vorderingen van [X] c.s. toegewezen, waarbij de gerequestreerde partij, Plus Vast B.V., werd veroordeeld in de proceskosten.

De verzoekers stelden dat de gerequestreerde partij de na de uitspraak gevallen kosten niet vrijwillig wenste te voldoen, wat hen noopte tot het aanvragen van een bevelschrift. De gerequestreerde partij betwistte echter de gevorderde nakosten en voerde aan dat zij direct na betekening van het arrest tot betaling was overgegaan, waardoor er geen reden was om een deurwaarder in te schakelen. Tevens werd de hoogte van de gevorderde afwikkelings- en dossierkosten betwist.

Het hof oordeelde dat de verzoekers recht hadden op de gevorderde betekeningskosten, aangezien de gerequestreerde pas na betekening van het arrest tot betaling was overgegaan. De overige kosten, die betrekking hadden op de executie van het arrest, vielen niet onder de nakosten zoals bedoeld in artikel 237, lid 4 BRv. Uiteindelijk werd de totale hoogte van de nakosten begroot op € 287,24, bestaande uit advocaatkosten en kosten van betekening. Het hof heeft het bevelschrift afgegeven en de tenuitvoerlegging hiervan bevolen.

Uitspraak

BEVELSCHRIFT ex artikel 237 lid 4 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESLISSING
in de zaak van:
1. [X],
wonende te[…],
2. [Y],
wonende te […],
3. [Z],
wonende te[…],
VERZOEKERS,
advocaat: mr. M. Stegeman, te ’s-Hertogenbosch,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLUS VAST B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEREQUESTREERDE,
advocaat: mr. S.A. van der Sluijs, te Amsterdam.
Verzoekers worden hierna ook wel [X] c.s. genoemd en gerequestreerde ook wel Plus.
1. Verzoek
Bij op 27 oktober 2008 bij de griffie van dit hof ingekomen verzoekschrift hebben verzoekers verzocht op grond van artikel 237,lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (BRv) een bevelschrift af te geven terzake van de nakosten gevallen na het door de tweede Kamer van dit hof onder zaaknummer 106.006.816/01 tussen partijen gewezen en op 8 mei 2008 uitgesproken arrest.
2. Beoordeling
2.1 Bij het voormelde arrest heeft het hof het onder zaak/rolnummer 355187/HA ZA 06-3525 gewezen vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2007 vernietigd en de vorderingen van [X] c.s. alsnog toegewezen en daarbij Plus – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten verwezen en die kosten tot de datum van het arrest begroot voor zover aan de kant van [X] c.s. gevallen op € 764,87 in eerste aanleg en € 994,31 in hoger beroep aan verschotten en € 1.158,-- in eerste aanleg en € 1.158,-- in hoger beroep aan salaris.
2.2 Door verzoekers is gesteld dat gerequestreerde de na de uitspraak gevallen kosten niet vrijwillig wenst te voldoen en dat zij daarom recht en belang hebben bij de afgifte van een bevelschrift als in artikel 237, vierde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoeld.
2.3 Gerequestreerde heeft de door verzoekster gevorderde nakosten bestreden en daartoe aangevoerd dat zij direct na betekening van het arrest tot betaling is overgegaan zodat er geen reden was om een deurwaarder in te schakelen voor de executie. Voorts heeft gerekestreerde betwist dat de verzoekster de door hen genoemde afwikkelingskosten- en dossierkosten van € 1.611,39 aan de deurwaarder verschuldigd zijn alsmede aangevoerd dat deze kosten “onzinnig” hoog zijn.
2.4 Nu gerequestreerde eerst na betekening van het arrest is overgegaan tot betaling worden de door verzoekers gevorderde betekeningskosten ad € 82,24 inclusief BTW toegewezen.
2.5 Uit het onder 2.5 in het verzoekschrift gestelde leidt het hof af dat de overige kosten betrekking hebben op de executie van het arrest van 8 mei 2008. Deze kosten vallen niet onder de nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 BRv en zullen dan ook niet als zodanig worden begroot.
2.6 De nakosten zullen worden begroot op in totaal € 205,-- terzake van gemaakte advocaatkosten en € 82,24 terzake van kosten van betekening, in totaal € 287,24.
3. Beslissing
Begroot de na het onder 1.1. hiervoor vermelde arrest ontstane kosten op € 287,24 en beveelt de tenuitvoerlegging hiervan.
Aldus beslist door mrs. A.D.R.M. Boumans, A. Bockwinkel en S. Clement en uitgesproken door de rolraadsheer op 10 februari 2009.