ECLI:NL:GHAMS:2009:BI4431
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.M. van Amsterdam
- E.A.G. van der Ouderaa
- H.E. Kostense
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake boetebeschikking en navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een boetebeschikking en een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2003. De inspecteur van de Belastingdienst had op 18 juli 2006 een boete van € 1.798 opgelegd aan belanghebbende. De rechtbank Haarlem verklaarde het beroep van belanghebbende tegen deze boete op 1 november 2007 gegrond. De inspecteur ging in hoger beroep, waarbij hij op 4 februari 2009 ter zitting verklaarde dat hij, gezien recente jurisprudentie van de Hoge Raad, van mening was dat de boete moest vervallen. Het Hof volgde deze conclusie en oordeelde dat er geen geschil meer was over de boete.
Het Hof stelde vast dat de navorderingsaanslag en de boetebeschikking twee afzonderlijke beschikkingen zijn. Belanghebbende had enkel bezwaar gemaakt tegen de boete en niet tegen de navorderingsaanslag. Hierdoor kon het Hof niet ingaan op de grieven van belanghebbende tegen de navorderingsaanslag. Het Hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de navorderingsaanslag moest worden vernietigd, en verklaarde het hoger beroep gegrond.
Belanghebbende heeft recht op vergoeding van de proceskosten in hoger beroep, welke door de inspecteur aan hem moet worden betaald. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen over de proceskostenvergoeding en het griffierecht, en vernietigde ook de boetebeschikking. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.