ECLI:NL:GHAMS:2009:BI1981
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ongebruikelijke terbeschikkingstelling van kantoorpand door kinderen aan B.V.
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem met betrekking tot een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2001. De inspecteur van de Belastingdienst had aan de belanghebbende, een zoon van een directeur-grootaandeelhouder, een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.755 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 840. Na bezwaar werd de aanslag verminderd, maar de rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en verlaagde de aanslag verder. De inspecteur ging in hoger beroep.
De zaak draait om de verhuur van een kantoorpand door de kinderen van de directeur-grootaandeelhouder aan de vennootschap waarvan hun vader directeur-grootaandeelhouder is. De kinderen hadden het pand in 1999 van hun vader gekocht, maar de koopprijs was niet betaald. De vader had de hypothecaire vordering op het pand overgedragen aan zijn vennootschap. Het Hof moest beoordelen of deze constructie een ongebruikelijke terbeschikkingstelling vormde, zoals bedoeld in artikel 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Het Hof oordeelde dat de omstandigheden van de terbeschikkingstelling ongebruikelijk waren, omdat de kinderen het pand zonder materiële tegenprestatie in eigendom zouden verkrijgen na een periode van 20 jaar. De huur die de vennootschap aan de kinderen betaalde, was niet voldoende om de hypothecaire schuld af te lossen, wat leidde tot de conclusie dat de terbeschikkingstelling niet gebruikelijk was in het maatschappelijk verkeer. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de oorspronkelijke aanslag werd hersteld. De belanghebbende kan binnen zes weken na de uitspraak in cassatie gaan bij de Hoge Raad.