ECLI:NL:GHAMS:2008:BF1793

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
106.006.649/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en schadevergoeding na reorganisatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer, aangeduid als [appellant], tegen de besloten vennootschap Capi-Lux Plaza B.V. (voorheen Take Off Multitronics (Schiphol) B.V.), hierna TOM. De werknemer was sinds 1990 in dienst bij TOM en werd op 31 oktober 2006 ontslagen na een reorganisatie, waarvoor toestemming was verkregen van het CWI. De werknemer heeft het ontslag betwist en vordert een verklaring voor recht dat het ontslag kennelijk onredelijk is, alsmede een schadevergoeding van € 42.529,65 bruto. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, waarna de werknemer in hoger beroep is gegaan.

Het Gerechtshof Amsterdam heeft de grieven van de werknemer beoordeeld. Het hof stelt vast dat de werknemer de bedrijfsorganisatorische gronden voor de reorganisatie heeft erkend, maar stelt ook dat de CWI toestemming heeft verleend op basis van deze gronden. De werknemer heeft aangevoerd dat hij onterecht is geselecteerd voor ontslag en dat de gevolgen van het ontslag te ernstig zijn in vergelijking met de belangen van TOM. Het hof oordeelt dat de werknemer onvoldoende onderbouwd heeft dat de selectie onterecht was en dat de gevolgen van het ontslag niet onevenredig zijn in vergelijking met de belangen van de werkgever.

Het hof komt tot de conclusie dat het ontslag kennelijk onredelijk is, vooral gezien de lange diensttijd van de werknemer en de toepassing van een sociaal plan dat onvoldoende tegemoetkomt aan de nadelige gevolgen van het ontslag. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en kent de werknemer een schadevergoeding toe van € 6.500,- bruto, vermeerderd met wettelijke rente. Capi-Lux Plaza wordt veroordeeld in de kosten van beide instanties. Het arrest is uitgesproken op 5 juni 2008.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ZESDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
procureur: mr. M.A. van Haelst,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CAPI-LUX PLAZA B.V. (voorheen genaamd Take Off Multitronics (Schiphol) B.V.),
gevestigd te Hoofddorp,
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr. N.E.W. van Dijkman.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna respectievelijk [appellant] en Capi-Lux Plaza genoemd. Take Off Multitronics (Schiphol) B.V. zal worden aangeduid als TOM.
Bij dagvaarding van 11 mei 2007 – waaraan een bijlage is gehecht - is [appellant] in hoger beroep gekomen van de vonnissen van 20 december 2006 en 14 februari 2007 van de rechtbank Haarlem (sector kanton, locatie Haarlem), in deze zaak onder nummer 328271/CV EXPL 06-11302 gewezen tussen [appellant] als eiser en Capi-Lux Plaza (toen nog aangeduid als TOM) als gedaagde.
[Appellant] heeft bij memorie vier grieven aangevoerd, bewijs aangeboden, producties overgelegd en geconcludeerd – zakelijk - dat het hof het bestreden vonnis van 14 februari 2007 zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad zijn vordering in eerste aanleg zal toewijzen, met veroordeling van Capi-Lux Plaza in de kosten van beide instanties.
Bij memorie van antwoord heeft Capi-Lux Plaza de grieven bestreden, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.
Partijen hebben op 18 april 2008 de zaak door hun procureurs doen bepleiten, beiden aan de hand van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd aan het hof. Capi-Lux Plaza heeft bij deze gelegenheid nadere producties overgelegd.
Vervolgens hebben partijen aan het hof verzocht arrest te wijzen op de stukken van beide instanties.
2. Grieven
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
3. Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder het kopje “De feiten”, onder 1 t/m 5, een aantal feiten in deze zaak vermeld. De juistheid van deze feiten als zodanig is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof deze feiten tot uitgangspunt zal nemen. Voor zover [appellant] klaagt dat de weergave door de kantonrechter onvolledig is, komt het hof daarop voor zover nodig voor de beoordeling van het hoger beroep terug.
4. Beoordeling
4.1. Het hof gaat ervan uit dat het hoger beroep zich niet uitstrekt tot het tussenvonnis van 20 december 2006.
4.2. [Appellant], geboren op […] 1965, is op 12 november 1990 in dienst getreden bij TOM. Hij was laatstelijk werkzaam in de functie van medewerker manager logistics tegen een bruto maandsalaris van € 2.316,43, exclusief 8% vakantietoeslag en emolumenten. TOM was werkzaam in de internationale markt van airport retailing door het aan consumenten en zakelijke klanten verkopen van een breed assortiment van technologische producten. Koninklijke Capi-Lux Holding B.V. is de moedervennootschap van Capi-Lux Netherlands B.V. (‘Capi International’) en Capi Plaza B.V. en sinds 23 december 2005 ook van de moedervennootschap (Tracks & Take Off Multitronics B.V.) van TOM. De inlijving van TOM in de Capi-groep was in belangrijke mate defensief van aard en is overigens onder druk van de luchthaven Schiphol totstandgekomen. Schiphol wilde namelijk voor eind 2005 komen tot één winkelier in het door TOM en Capi gevoerde assortiment met fors hogere afdrachten. TOM heeft, met als opgegeven reden een bedrijfseconomische/bedrijfsorganisatorische noodzaak, een reorganisatie doorgevoerd en in verband daarmee op 26 april 2006 de CWI toestemming verzocht de arbeidsovereenkomst met zeventien werknemers, onder wie [appellant], op te zeggen. De CWI heeft op 4 juli 2006 TOM toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [appellant] op te zeggen. TOM heeft de arbeidsovereenkomst met [appellant] opgezegd tegen 31 oktober 2006.
4.3. [Appellant] vordert in dit geding een verklaring voor recht dat het hem gegeven ontslag kennelijk onredelijk is, althans in strijd met goed werkgeverschap, alsmede veroordeling op die grond van Capi-Lux Plaza om aan hem te voldoen een bedrag van € 42.529,65 bruto (althans een zodanig bedrag als de rechter in goede justitie zal bepalen), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding.
4.4. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Tegen deze beslissing en de gronden waarop zij rust, komt [appellant] op in dit hoger beroep.
4.5. [Appellant] heeft naar voren gebracht dat TOM op de eerste plaats kennelijk onredelijk heeft gehandeld door de CWI onjuist in te lichten over de ware reden voor de reorganisatie. Het hof begrijpt dat [appellant] hier het oog heeft op de door TOM aangevoerde bedrijfseconomische redenen voor de reorganisatie. [Appellant] mist echter voldoende belang bij deze stelling omdat, wat er zij van deze bedrijfseconomische redenen, [appellant] zelf erkent dat er bedrijfsorganisatorische gronden waren voor de reorganisatie en de CWI TOM (uitsluitend) op deze laatste gronden toestemming heeft gegeven om het dienstverband met [appellant] op te zeggen. Wat de door TOM gestelde bedrijfseconomische redenen betreft, heeft de CWI overwogen dat TOM geenszins aannemelijk had gemaakt dat de financiële situatie zo dramatisch was of zal zijn als door TOM voorgesteld.
4.6. [Appellant] heeft als tweede grond voor zijn stelling dat TOM kennelijk onredelijk heeft gehandeld naar voren gebracht dat TOM [appellant] voor ontslag heeft geselecteerd zonder daarbij de juiste selectiemethode te hanteren.
4.7. Ook dit betoog faalt.
4.8. TOM heeft als bijlage bij het verzoek aan de CWI een overzicht overgelegd van 199 werknemers in dienst van Capi-groep (Capi International, Capi Plaza B.V. en TOM), met onder meer namen, functies, en data van indiensttreding. [Appellant] heeft kritiek geuit op deze lijst omdat de “startdata” van een aantal werknemers onjuist zouden zijn en omdat “tal van functienamen” onjuist zouden zijn. Voor zover [appellant] aldus de juistheid van de selectie van werknemers die voor ontslag in aanmerking zijn gebracht bestrijdt, heeft hij zijn stelling niet voldoende toegelicht. [Appellant] moet worden geacht de organisatie zó goed te kennen dat hij concreet naar voren kan brengen welke werknemers in zijn visie ten opzichte van hem eerder hadden moeten worden geselecteerd voor ontslag. Een enkele verwijzing naar onjuiste vermeldingen op een personeelslijst oordeelt het hof te vaag. Ook voor zover [appellant] wel namen noemt van andere werknemers, [X] en [Y], moet zijn stelling dat TOM onjuist heeft geselecteerd, worden verworpen. Tegenover de betwisting door Capi-Lux Plaza en de in het geding gebrachte functiebeschrijving van assistant manager logistics van [X] en [Y] heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd dat sprake was van wederkerige uitwisselbaarheid van functies. Tegen deze achtergrond kan de keuze van TOM om [appellant] te selecteren voor ontslag niet als kennelijk onredelijk worden aangemerkt. Ten slotte faalt in dit verband eveneens het verwijt van [appellant] dat TOM voor hem nimmer heeft gezocht naar een andere passende functie. Van [appellant] had mogen worden verwacht dit verwijt nader uit te werken door voorbeelden te noemen van zodanige andere passende functie, hetgeen hij heeft nagelaten.
4.9. De derde grond die [appellant] aan zijn vordering ten grondslag legt, is dat, mede in aanmerking genomen de voor hem getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van TOM bij de opzegging.
4.10. In dit verband is van belang dat TOM bij de opzegging een sociaal plan heeft toegepast dat in het geval van [appellant] voorzag in een suppletieregeling, resulterend in een bedrag van € 6.766,02 bruto, alsmede in outplacementbegeleiding. Dit sociaal plan is overeengekomen met FNV Bondgenoten.
4.11. Anders dan [appellant] heeft bepleit, kan niet worden gezegd dat aan dit sociaal plan reeds geen betekenis toekomt omdat het niet met een representatieve vakbond is overeengekomen. FNV Bondgenoten is een te goeder naam en faam bekend staande vakorganisatie. [Appellant] heeft niet gesteld dat de genoemde vakbond niet kan worden geacht de belangen van de betrokken werknemers op behoorlijke wijze te behartigen, terwijl deze vakbond als onderhandelingspartner over het sociaal plan nu juist de instemming had van de ondernemingsraad. Het debat tussen partijen over de ontstaansgeschiedenis van het sociaal plan (in het bijzonder de rol daarbij van de ondernemingsraad) kan voor het overige blijven rusten – al wil het hof niet nalaten ten overvloede op te merken dat Capi-Lux Plaza er niet in is geslaagd de indruk weg te nemen dat het sociaal plan onder grote druk van haar kant is totstandgekomen -, omdat het hof van oordeel is dat toepassing van het sociaal plan in het onderhavige geval tot een evident onbillijke uitkomst leidt. De volgende omstandigheden spelen daarbij een rol.
4.12. [Appellant] had ten tijde van het einde van de arbeidsovereenkomst met TOM – waarvan [appellant] geen enkel verwijt valt te maken - een langdurig dienstverband (van zestien jaar), terwijl hij op dat moment 41 jaar oud was. Ter zitting is naar voren gekomen dat [appellant] tot september 2008 een WW-uitkering zal ontvangen. Tegen deze achtergrond acht het hof de hiervoor genoemde vergoeding ingevolge het sociaal plan onvoldoende tegemoet te komen aan de nadelige gevolgen van de opzegging. Daarbij geldt dat Capi-Lux Plaza niet heeft gesteld dat haar financiële positie ten tijde van het einde van de arbeidsovereenkomst zodanig zorgelijk was dat deze aan toekenning van een hogere vergoeding aan [appellant] dan conform het sociaal plan in de weg stond. Bij de bepaling van de hoogte van de schadevergoeding neemt het hof in aanmerking dat de kansen op de arbeidsmarkt voor [appellant] ten tijde van het einde van de arbeidsovereenkomst weliswaar niet bijzonder gunstig, maar ook weer niet al te somber waren. Het hof heeft in dit verband in aanmerking genomen de outplacementbegeleiding die was voorzien in het sociaal plan. Het hof heeft dit punt ter zitting aan de orde gesteld en daarbij is gebleken dat [appellant] weliswaar de mogelijkheid had gebruik te maken van outplacementbegeleiding door Menea, maar van die mogelijkheid om hem moverende redenen, die onopgehelderd zijn gebleven, geen gebruik heeft gemaakt. Deze omstandigheid moet daarom voor rekening van [appellant] blijven. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, acht het hof een schadevergoeding van € 6.500,- bruto (vermeerderd met de wettelijke rente zoals gevorderd) naast de reeds ingevolge het sociaal plan ontvangen vergoeding passend.
4.13. In zoverre slagen de grieven. Bij afzonderlijke bespreking van de grieven bestaat onvoldoende belang. Opmerking verdient nog dat [appellant] ‘goed werkgeverschap’ als afzonderlijke grondslag van zijn vordering heeft genoemd, maar deze grondslag leidt niet tot een andere uitkomst dan hiervoor genoemd.
5. Slotsom en kosten
De slotsom luidt dat de grieven in zoverre slagen dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd, dat de gevorderde verklaring voor recht zal worden gegeven en dat een schadevergoeding zal worden toegewezen zoals hiervoor genoemd. Het hof zal Capi-Lux Plaza als de in beide instanties als overwegend in het ongelijk gestelde partij verwijzen in de kosten van beide instanties.
6. Beslissing
Het hof
vernietigt het bestreden vonnis van 14 februari 2007;
opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat het aan [appellant] gegeven ontslag kennelijk onredelijk is en veroordeelt Capi-Lux Plaza aan [appellant] te voldoen een schadevergoeding ten bedrage van € 6.500,- bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de inleidende dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
verwijst Capi-Lux Plaza in de kosten van beide instanties en begroot deze kosten aan de zijde van [appellant] tot aan deze uitspraak in eerste aanleg op € 280,87 wegens verschotten en € 800,- wegens salaris van de gemachtigde en in hoger beroep op € 335,31 wegens verschotten en € 1.896,- wegens procureurssalaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.F. Thiessen, A.M.A. Verscheure en M.M.M. Tillema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2008.