ECLI:NL:GHAMS:2008:BD6248

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
106.006.644/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en de gevolgen van ondertekening zonder kennisname van voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 april 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Keurkozijn B.V. en [C]. De kern van de zaak betreft de vraag of er sprake was van een aannemingsovereenkomst of slechts een vrijblijvende offerte. [C] had op 1 mei 2006 een afspraak gemaakt met een medewerker van Keurkozijn, die haar bezocht om de maten van de te plaatsen kozijnen op te nemen. Tijdens dit bezoek heeft [C] haar paraaf gezet op een formulier dat als 'Aannemingsovereenkomst' was aangeduid, waarbij verwezen werd naar algemene voorwaarden op de achterzijde van het document.

Na het ondertekenen van de overeenkomst heeft [C] op 22 mei 2006 aan Keurkozijn laten weten dat zij meende dat er geen overeenkomst was, maar slechts een vrijblijvende offerte. Keurkozijn heeft vervolgens een annuleringsvergoeding van 20% van de aanneemsom in rekening gebracht, wat [C] betwistte. Het hof oordeelde dat [C] voldoende op de hoogte was van de inhoud van de overeenkomst, aangezien de aanduiding 'Aannemingsovereenkomst' duidelijk was en zij had verklaard de voorwaarden te hebben geaccepteerd door haar handtekening.

Het hof concludeerde dat Keurkozijn recht had op de annuleringsvergoeding en dat [C] niet kon stellen dat zij misleid was door de medewerker van Keurkozijn. De vordering van Keurkozijn werd toegewezen, en het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter, die de vordering had afgewezen. [C] werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.878,89, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennnootschap met beperkte aansprakelijkheid Keurkozijn B.V.,
statutair gevestigd te ’s-Gravenhage, kantoorhoudende te Nieuwegein,
APPELLANTE in het principaal appel,
GEÏNTIMEERDE in het incidenteel appel,
procureur: mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer,
t e g e n
[C],
wonende te Haarlem,
GEÏNTIMEERDE in het principaal appel,
APPELLANTE in het incidenteel appel,
procureur: mr. L.H. Stibbe.
1.1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante in het principaal appel – hierna Keurkozijn – is bij exploot van 7 mei 2007 in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank te Haarlem, sector kanton, onder zaak- en rolnummer 325069/CV EXPL 06-10151 tussen partijen gewezen vonnis dat is uitgesproken op 7 februari 2007.
1.2. Keurkozijn heeft bij memorie zes grieven aangevoerd, producties overgelegd, bewijs aangeboden en geconcludeerd als aldaar vermeld.
1.3. Geïntimeerde in het principaal appel – hierna [C] – heeft vervolgens de grieven bestreden, harerzijds één grief ontwikkeld, producties overgelegd, bewijs aangeboden en geconcludeerd als aldaar verwoord.
1.4. Vervolgens heeft Keurkozijn bij memorie de grief van [C], onder overlegging van producties, bestreden.
1.5. Tenslotte hebben partijen arrest gevraagd op basis van de overgelegde stukken van beide instanties.
2. Grieven
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de memories onder 1.2 en 1.3 genoemd.
3. Feiten
De kantonrechter heeft in het beroepen vonnis een aantal feiten vastgesteld. De juistheid van die vaststelling is niet in discussie. Het hof zal dan ook die feiten als uitgangspunt nemen.
4. Beoordeling
4.1. De zaak betreft het volgende.
Een medewerker van Keurkozijn, [M], heeft op 1 mei 2006 nadat daarvoor door [C] een afspraak was gemaakt, [C] bezocht in verband met in de woning van [C] aan te brengen kozijnen.
Dit bezoek heeft drie uren geduurd.
[M] heeft de maten opgenomen van de ramen waarvoor de kozijnen bestemd waren.
[C] heeft op een formulier van Keurkozijn, waarop “Aannemingsovereenkomst” staat vermeld, en op de door [M] ingevulde formulieren haar paraaf gezet.
De aanneemsom bedraagt € 17.300,-.
In de “Aannemingsovereenkomst” wordt verwezen naar de op de achterzijde staande algemene voorwaarden.
[C] heeft op 22 mei 2006 Keurkozijn te kennen gegeven dat volgens haar geen sprake is van een overeenkomst maar slechts van een vrijblijvende offerte.
Bij brief van 29 mei 2006 heeft Keurkozijn [C] laten weten dat annulering mogelijk is tegen betaling van 20% van de aanneemsom conform de voorwaarden.
Keurkozijn heeft [C] bij factuur van 13 juni 2006 € 3.460,- in rekening gebracht.
4.2 In dit geding vordert Keurkozijn de veroordeling van [C] tot betaling van een bedrag van € 3.878,89 en legt daaraan ten grondslag dat partijen een aannemingsovereenkomst hebben gesloten inhoudende dat Keurkozijn in opdracht en voor rekening van [C] kunststofkozijnen zal leveren voor een bedrag van € 17.300,-. Nu [C] deze overeenkomst heeft geannuleerd is zij ingevolge artikel 3 sub d van de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden annuleringskosten verschuldigd ad 20% van de aanneemsom, zijnde € 3.460,-. Daarnaast is [C], aldus Keurkozijn, buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en kosten inzake het gelegde conservatoire beslag verschuldigd, in totaal € 418,89.
4.3 De kantonrechter heeft de vordering integraal afgewezen.
In het incidenteel appel
4.4 Met haar grief komt [C] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat [C] aan de ten processe bedoelde overeenkomst is gebonden nu zij willens en wetens haar handtekening op het schriftelijk stuk gezet heeft en onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij gedwaald heeft dan wel door [M] opzettelijk misleid is.
In de toelichting op deze grief betoogt [C] dat zij pas nadat zij ook bij andere leveranciers van kozijnen offertes had aangevraagd, inzicht heeft gekregen in het verschil tussen een offerte en een aannemingsovereenkomst.
Bovendien heeft [M], aldus [C], geen uitleg gegeven over het zeer verstrekkende verschil in rechtsgevolg tussen het doen van een offerte en het ondertekenen van een opdracht tot aanneming (memorie van antwoord in principaal appel tevens incidenteel appel, pag. 8 onder 22). [M] heeft haar, [C], misleid door haar steeds te kennen te geven dat ze door ondertekening nergens aan vast zat.
Voorts is [C] niet in de gelegenheid geweest de voorwaarden, alvorens te ondertekenen, te lezen.
Tot slot heeft [C] een beroep gedaan op richtlijn 2005/29 en wetsvoorstel 30928 en in dat verband gesteld dat Keurkozijn gehandeld heeft in strijd met artikel 2 sub e, h, i en j van die richtlijn. Volgens [C] heeft de kantonrechter ten onrechte, gelet op de omstandigheden waaronder de ondertekening heeft plaats gevonden, de toepasselijkheid van de genoemde voorwaarden en de inhoud van wetsontwerp 30928 aannemelijk geacht dat de overeenkomst vernietigbaar is op grond van bedrog en dwaling (memorie van antwoord, tevens incidenteel appel, pag. 10).
4.5 Voor zover uit het betoog van [C] begrepen moet worden dat zij van mening is dat het door haar ondertekende stuk slechts een offerte is en geen overeenkomst, wordt dit betoog verworpen.
In de kop van het door [C] ondertekende stuk staat uitdrukkelijk vermeld “Aannemingsovereenkomst”. Alleen hieruit heeft [C] al kunnen en moeten begrijpen dat het in deze niet ging om een “vrijblijvende offerte” maar om een overeenkomst waaruit verplichtingen voor haar voortvloeiden.
4.6 Het ontgaat het hof op grond waarvan [M] – medewerker van Keurkozijn – gehouden is [C] het verschil tussen een offerte en een overeenkomst uit te leggen. Het feit dat [M] dit niet heeft gedaan, leidt niet tot het oordeel dat [M] [C] misleid heeft en kan ook niet vernietiging van de overeenkomst op grond van bedrog of dwaling zoals door [C] voorgestaan, tot gevolg hebben.
Nu Keurkozijn voorts gemotiveerd heeft betwist dat haar medewerker [C] misleid heeft en [C] daarvan geen bewijs heeft aangeboden, kan in rechte niet worden aangenomen dat [C] door Keurkozijn misleid is en door die misleiding bewogen is de overeenkomst te ondertekenen.
4.7 Voor zover de stellingen van [C] aldus moeten worden uitgelegd dat zij gedwaald heeft omtrent hetgeen zij ondertekende – [C] dacht een vrijblijvende offerte te ondertekenen terwijl het een aannemingsovereenkomst bleek te zijn – wordt dit betoog verworpen, reeds omdat, zoals hiervoor reeds overwogen, het schriftelijk stuk uitdrukkelijk inhoudt dat het om een overeenkomst gaat en [C] voorts dit verweer ook niet nader heeft geadstrueerd. Als zodanig kan niet gelden haar mededeling dat haar het verschil tussen een offerte en een overeenkomst niet duidelijk was.
4.8 Zo al juist is dat [C] niet de gelegenheid heeft gehad kennis te nemen van de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden, dan dient dit voor rekening en risico van [C] te blijven, nu op de voorzijde van de aannemingsovereenkomst vlak boven de plaats waar [C] heeft ondertekend vermeld staat: “Door het voor accoord ondertekenen van deze overeenkomst geeft u te kennen deze voorwaarden te hebben geaccepteerd.”
Door ondanks deze uitdrukkelijke verwijzing naar de algemene voorwaarden, het stuk te ondertekenen zonder eerst kennis te nemen van de op de achterzijde van de overeenkomst afgedrukte algemene voorwaarden, kan [C] zich niet met vrucht beroepen op onbekendheid met de inhoud van de voorwaarden.
4.9 Zo [C] al een beroep op richtlijn 2005/29 en wetsvoorstel 30928 toekomt, wordt dit beroep verworpen, reeds omdat [C] onvoldoende heeft gesteld om te kunnen oordelen dat het handelen van Keurkozijn jegens haar, [C], valt onder oneerlijke handelspraktijken.
4.10 De grief faalt in al haar onderdelen.
4.11 Het bewijsaanbod van [C], memorie van antwoord tevens incidenteel appel, pag. 10 onder 26, wordt als niet terzake dienend gepasseerd. Met betrekking tot de punten 1 tot en met 3 overweegt het hof als volgt.
ad 1. Zoals hiervoor reeds overwogen was de medewerker van Keurkozijn niet gehouden [C] het verschil tussen een offerte en een overeenkomst uit te leggen;
ad 2. niet relevant is in deze hoe [C] het drie uren durende bezoek van [M] heeft ervaren;
ad 3. evenmin is in deze relevant de wetenschap van [C] – of het ontbreken daarvan – omtrent de bevoegdheid van Keurkozijn zich over aanvullende hypotheken uit te laten.
In het principaal appel
4.12 De grieven I tot en met III lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Met deze grieven komt Keurkozijn op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de annuleringsvergoeding zoals bepaald in artikel 3 sub d van de algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:237 i BW en dat [C] zich terecht beroept op de vernietigbaarheid van het annuleringsbeding op de voet van artikel 6:233 sub a BW.
In de toelichting op deze grieven betoogt Keurkozijn dat zij door het annuleren van de overeenkomst door [C] met een grote post gederfde winst is blijven zitten (memorie van grieven, pag. 2 onder 6). De totale aanneemsom wordt gevormd, aldus Keurkozijn, door 50% kosten en 50% winstmarge. Zij, Keurkozijn, beperkt evenwel haar vordering tot de contractueel overeengekomen annuleringsvergoeding van 20%. Deze vergoeding is alleszins redelijk, volgens Keurkozijn.
4.13 Het hof is van oordeel dat Keurkozijn voldoende heeft aangetoond dat een bedrag van 20% van de aanneemsom een redelijke vergoeding is als bedoeld in artikel 6:237 i BW. Er is geen sprake van een overmatige of onevenwichtige vergoeding nu deze vergoeding blijft onder het bedrag waarop Keurkozijn in geval van wanprestatie van [C] als werkelijk geleden schade aanspraak zou kunnen maken.
Dat betekent dat [C] geen beroep toekomt op vernietiging van het beding op grond van artikel 6:233 sub a BW.
De grieven I tot en met III treffen doel.
4.14. Gelet op deze uitslag kan bespreking van grief IV achterwege blijven.
4.15. Bij bespreking van grief V heeft Keurkozijn geen belang gelet op het in het incidenteel appel overwogene en het feit dat tussen partijen thans in confesso is, gelet op het in de memorie van antwoord in principaal appel op pag. 6 onder 17 gestelde, dat de ten processe bedoelde overeenkomst niet beheerst wordt door de Colportagewet.
4.16. Grief VI gericht tegen de afwijzing van de vordering van Keurkozijn en haar veroordeling in de proceskosten slaagt: uit het vorenstaande volgt immers dat de kantonrechter de vordering van Keurkozijn ten onrechte heeft afgewezen. Dat betekent dat [C] de in het ongelijk gestelde partij is en dus de proceskosten dient te dragen.
5. Slotsom
Uit het vorenstaande volgt dat in het principaal appel het vonnis moet worden vernietigd en de vordering van Keurkozijn alsnog moet worden toegewezen. In het incidenteel appel dient het beroep te worden verworpen.
[C] dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van het geding in beide instanties te dragen.
6. Beslissing
Het hof:
In het principaal appel
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [C] om aan Keurkozijn te betalen een bedrag van € 3.878,89 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.460,- vanaf 10 september 2006 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [C] in de kosten van het geding in eerste aanleg aan de zijde van Keurkozijn tot aan dit arrest begroot op € 496,61 aan verschotten en € 600,- aan salaris en in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van Keurkozijn tot aan dit arrest begroot op € 321,85 aan verschotten en € 632,- aan salaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
In het incidenteel appel
verwerpt het beroep;
veroordeelt [C] in de kosten van het geding aan de zijde van Keurkozijn tot aan dit arrest begroot op € 361,- aan salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans, M.W.E. Koopmann en S.Clement en is in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 3 april 2008.