ECLI:NL:GHAMS:2008:BD1990
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geschil over voorkeursrecht en notariële akte in tuinbouwbedrijf
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een geschil tussen twee partijen, [appellant] en [geïntimeerde], die via hun besloten vennootschappen een tuinbouwbedrijf hadden geëxploiteerd. De kern van het geschil betrof de vraag of het voorkeursrecht van [appellant] was vervallen, zoals [geïntimeerde] stelde, en of de notaris de instructies met betrekking tot dit voorkeursrecht correct had uitgevoerd. De partijen hadden in een vennootschapsakte afgesproken dat [naam appellant] B.V. het recht had om de zaken van de vennootschap voort te zetten bij beëindiging van de vennootschap onder firma. In 1990 werd een transportakte opgemaakt, waarin onder andere de verplichting van [geïntimeerde] werd vastgelegd om het perceel grond aan [appellant] aan te bieden in geval van vervreemding.
De rechtbank Rotterdam had eerder geoordeeld dat [geïntimeerde] in zijn bewijslevering was geslaagd, maar het hof te 's-Gravenhage vernietigde dit vonnis en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam. Tijdens de behandeling in hoger beroep werd duidelijk dat de notaris geen contact had gehad met de partijen over de inhoud van de akte, wat leidde tot de conclusie dat de notaris de instructies niet correct had uitgevoerd. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de getuigen, waaronder die van de notaris, niet aannemelijk maakten dat er een andere overeenkomst was dan die in de transportakte was vastgelegd.
Uiteindelijk concludeerde het hof dat het bewijs dat door [geïntimeerde] was geleverd, het bewijs dat door de akte was geleverd, ontzenuwd had. De grieven van [appellant] faalden, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij [appellant] werd veroordeeld in de proceskosten. Dit arrest werd uitgesproken op 10 januari 2008.