ECLI:NL:GHAMS:2008:BC8004
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.D.R.M. Boumans
- M.W.E. Koopmann
- S. Clement
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en goede trouw bij ontstaan van schulden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 februari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van [appellante] voor toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het verzoek was eerder door de rechtbank Amsterdam afgewezen op 14 januari 2008. De rechtbank oordeelde dat [appellante] niet te goeder trouw was ten aanzien van de schuld aan het UWV, die voortkwam uit ten onrechte ontvangen uitkeringen. Het hof heeft de zaak behandeld op 15 februari 2008, waarbij [appellante] werd bijgestaan door haar procureur, mr. R.A. Rhodes.
Het hof heeft vastgesteld dat [appellante], een alleenstaande vrouw van 52 jaar met twee kinderen, een totale schuldenlast had van € 32.145,69. De schuld aan het UWV, die € 1.652,80 bedroeg, was ontstaan doordat zij in de periode van 24 april tot en met 31 mei 2006 naast haar uitkering inkomsten uit arbeid had ontvangen zonder dit te melden. Ondanks een betalingsregeling met het UWV, oordeelde het hof dat [appellante] onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zij te goeder trouw was ten aanzien van deze schuld.
Het hof concludeerde dat er geen omstandigheden waren die aanleiding konden geven tot toepassing van artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet. Ook andere schulden, waaronder die aan de gemeente en de Belastingdienst, werden niet als te goeder trouw aangemerkt. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank en wees het verzoek van [appellante] af, waarmee de toegang tot de schuldsaneringsregeling werd ontzegd. Dit arrest kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door middel van een verzoekschrift bij de Hoge Raad.