ECLI:NL:GHAMS:2006:AX6807

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/03955
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herinvesteringsvoornemen en belastingaanslag van X Holding B.V.

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 mei 2006 uitspraak gedaan in het beroep van X Holding B.V. tegen een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, X Holding B.V., had een aanslag ontvangen, gedateerd 12 april 2003, die was vastgesteld op een belastbaar bedrag van € 184.500. De belanghebbende verzocht om vernietiging van deze aanslag en om vaststelling van een verlies voor het jaar 2001 op € 8.126. De inspecteur heeft het beroep betwist en concludeerde tot ongegrondverklaring.

De zaak werd behandeld op een zitting op 12 april 2006, waar de gemachtigde van belanghebbende niet aanwezig was. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende in 1994 was opgericht en fungeerde als beheermaatschappij, met X als directeur en enig aandeelhouder. De activiteiten werden tot eind 2000 uitgeoefend in een pand aan de a-straat te P, dat in 1994 was gekocht. In februari 2001 heeft belanghebbende dit pand verkocht aan X voor een bedrag van f 1.025.000, waarbij een herinvesteringsreserve werd gevormd voor de boekwinst.

Het geschil betreft de vraag of belanghebbende ultimo 2001 een voornemen tot herinvestering had en of dit voornemen betrekking had op een bedrijfsmiddel met eenzelfde economische functie. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat er een concreet voornemen tot herinvestering bestond. De overgelegde documentatie en de omstandigheden wezen eerder op een beëindiging van de verhuuractiviteiten dan op een voornemen tot herinvestering. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet aan haar bewijslast had voldaan en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten. De beslissing kan in cassatie worden aangevochten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Derde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X Holding B.V. te Y, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst te P, de inspecteur.
1. Loop van het geding
1.1 Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 6 oktober 2004, ingediend door RA () te als gemachtigde (hierna: de gemachtigde).
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur met dagtekening 31 augustus 2004 op het bezwaarschrift tegen de aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2001.
1.2 De aanslag, gedagtekend 12 april 2003, is vastgesteld en berekend naar een belastbaar bedrag van € 184.500. Bij de bestreden uitspraak is de aanslag gehandhaafd.
1.3 Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak, vermindering van de aanslag tot nihil en, naar het Hof begrijpt, vaststelling van het verlies voor het jaar 2001 op € 8.126.
1.4 De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
1.5. De gemachtigde heeft een conclusie van repliek ingediend; de inspecteur heeft daarop gereageerd met een conclusie van dupliek.
1.6 Het Hof heeft partijen opgeroepen voor een zitting op 12 april 2006. Bij brief van 29 maart 2006 heeft de gemachtigde meegedeeld dat namens belanghebbende niemand ter zitting zal verschijnen.
1.7. De zaak is behandeld ter zitting van 12 april 2006. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende is opgericht in 1994 en fungeert als beheermaatschappij. Directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende is X (hierna: X). Hij is geboren in 1954.
2.2. Tezamen met haar dochtervennootschap Studio X B.V., die een communicatieadvies- en ontwerpbureau exploiteert, vormt belanghebbende een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting (beide vennootschappen hierna ook tezamen aan te duiden als: belanghebbende).
2.3. De activiteiten van belanghebbende werden tot eind 2000 uitgeoefend in een pand aan a-straat te P. Belanghebbende had dit pand in 1994 gekocht voor f 700.000. De helft ervan had zij in eigen gebruik; de andere helft werd verhuurd aan derden. Bij belanghebbende was naast X nog 1 andere werknemer in dienst.
2.4. Na correspondentie met de gemachtigde over de voorgenomen overdracht van het pand a-straat aan X heeft de inspecteur zich akkoord verklaard met een overdrachtsprijs van f 1.025.000.
2.5. Ultimo 2000 is belanghebbende verhuisd naar het toenmalige woonhuis van X. In dit verband schreef gemachtigde op 7 november 2000 aan de inspecteur onder meer het volgende:
“In het kader van de belastingwetgeving 2001 is de heer X voornemens het pand a-straat (…) van de “B.V.” aan “privé” te verkopen.
De onderneming is momenteel dermate ingekrompen dat naast de heer X nog maar 1 werknemer werkzaam is, derhalve is de oppervlakte van de huidige bedrijfsruimte te groot. De ruimte aan a-straat, ca 50% van het totaal met een huuropbrengst van FL. 40.000 zal voor het einde van het jaar worden verlaten, om elders kleinere bedrijfsruimte te betrekken.
De andere 50% is momenteel voor ca FL. 36.000 aan derden verhuurd.
De heer X zal het pand als duurzame belegging in zijn vermogen opnemen en voor het leegstaande deel een nieuwe huurder zoeken;”
2.6. In februari 2001 heeft belanghebbende het pand a-straat verkocht en geleverd aan X voor een bedrag van f 1.025.000 (€ 465.124). Voor de boekwinst ten bedrage van € 192.626 heeft belanghebbende in haar aangifte voor het jaar 2001 een herinvesteringsreserve gevormd.
2.7. Medio 2002 heeft X de woning b-straat gekocht; in 2003 heeft hij die woning metterwoon betrokken. Belanghebbende is meeverhuisd.
2.8. Het pand a-straat wordt sinds 2001 volledig aan derden verhuurd.
2.9. Ultimo 2001 had belanghebbende een vordering in rekening-courant op X van € 193.203. Ultimo 2002 bedroeg deze vordering € 365.170. Bij statutenwijziging van 8 januari 2003 is het aandelenkapitaal van belanghebbende verminderd van € 222.352 tot € 18.000. Het aan X terugbetaalde aandelenkapitaal is verrekend met diens schuld in rekening-courant. Ultimo 2003 bedroeg de rekening-courantschuld nog circa € 130.000.
2.10. Ultimo 2004 had belanghebbende nog geen herinvestering verricht.
3. Geschil
In geschil is of belanghebbende ultimo 2001 de boekwinst op het pand a-straat terecht in een herinvesteringsreserve heeft opgenomen. Het geschil spitst zich toe op de vragen of ultimo 2001 bij belanghebbende een voornemen tot herinvestering bestond en of dit voornemen betrekking had op een aan te schaffen bedrijfsmiddel met eenzelfde economische functie als het vervreemde bedrijfsmiddel.
4. Standpunten van partijen
Hiervoor verwijst het Hof naar de stukken van het geding en het proces-verbaal van de zitting.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Belanghebbende heeft gesteld dat zij ultimo 2001 het voornemen had te investeren in een passende vervangende bedrijfsruimte. Ter onderbouwing daarvan voert zij aan dat zij althans X in 2000 een aantal panden heeft bezichtigd en verkoopdocumentatie bij makelaars en via het internet heeft opgevraagd. Belanghebbende heeft foto's van (stapels) documentatie overgelegd, alsmede fotokopieën van verkoopdocumentatie betreffende op diverse locaties in Nederland gelegen monumentale herenhuizen, een villa en een woonboerderij.
5.2. De inspecteur heeft het voornemen tot herinvestering betwist. Daartoe heeft hij onder meer het volgende gesteld.
Belanghebbende heeft geen specifieke zoekopdracht aan een makelaar gegeven. Het is niet aannemelijk dat de overgelegde verkoopdocumentatie voor belanghebbende was bestemd; het betreft panden vergelijkbaar met het door X in privé gekochte pand. Voor het overige zijn ook geen aanwijzingen van een voornemen tot herinvestering aanwezig. De inspecteur wijst er verder op dat het belanghebbende ultimo 2001, gelet op de rekening-courantschuld van X, aan financiële middelen ontbrak om te investeren in een vervangend bedrijfspand en dat zij ook geen noodzaak had om te herinvesteren, omdat zij in haar huisvesting had voorzien door het huren van bedrijfsruimte in de woning van haar directeur-grootaandeelhouder.
5.3.1. Belanghebbende, op wie te dezen de bewijslast rust, is er tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur, als weergegeven in 5.2., niet in geslaagd aannemelijk te maken dat ultimo 2001 bij haar enig voornemen bestond te investeren in een pand, laat staan dat zij een voldoende concreet voornemen had te investeren in een pand dat in haar onderneming eenzelfde economische functie vervulde als het aan X verkochte pand a-straat.
5.3.2. Voor het aannemen van een voornemen tot herinvestering als bedoeld in artikel 3.54 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is immers verre van voldoende dat in 2000 een aantal panden is bezichtigd en dat verkoopdocumentatie is verzameld, aangezien die bezichtigingen en die documentatie ook zeer wel gediend kunnen hebben ter oriëntatie van X voor een aankoop in privé. Van zoekopdrachten bij makelaars, laat staan biedingen, heeft belanghebbende geen enkel concreet bewijs bijgebracht.
5.3.3. Van belang is tevens dat belanghebbende, zoals is af te leiden uit de onder 2.5 aangehaalde brief, met de verkoop aan X van het pand a-straat haar activiteiten als verhuurder van onroerend goed kennelijk heeft willen beëindigen en dat de resterende ruimtebehoefte van belanghebbende (zeer) beperkt was. Ook in dit opzicht levert de tot de stukken behorende verkoopdocumentatie – betreffende enkele vrijstaande villa’s/herenhuizen – geen reële aanwijzing op voor een ultimo 2001 bestaand voornemen tot herinvesteren.
5.3.4. Voorts neemt het Hof in aanmerking dat belanghebbende tegenover de betwisting door de inspecteur van haar financieringsmogelijkheden, niets concreters in het midden heeft gebracht dan dat over de wijze van financiering zou worden besloten zodra belanghebbende een geschikt pand zou hebben gevonden en dat er evenals in 1994 vreemd vermogen zou kunnen worden aangetrokken. Zonder nadere toelichting acht het Hof - gelet op hetgeen uit de stukken blijkt over de financiële positie ultimo 2001 van belanghebbende en X - niet aannemelijk dat belanghebbende vreemd vermogen voor een majeure herinvestering als door haar gepretendeerd had kunnen aantrekken.
5.3.5. Het Hof passeert tenslotte de stellingen van belanghebbende dat in 2001 nog algemeen werd verwacht dat het economisch herstel spoedig zou intreden en dat sprake was van "ongemakkelijke situaties" in de privé-woning. Het Hof acht deze stelling niet voldoende onderbouwd, terwijl bovendien, zelfs als die stellingen juist zouden zijn, daaruit niets concreets volgt omtrent een voornemen tot herinvestering. In een eventueel ruimtegebrek van belanghebbende had immers ook door middel van huur van bedrijfsruimte kunnen worden voorzien.
5.4. Op grond van het vorenoverwogene moet worden geoordeeld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan haar bewijslast. Het gelijk is aan de inspecteur; diens overige stellingen behoeven geen behandeling.
6. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig een partij te veroordelen tot vergoeding van proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is vastgesteld op 24 mei 2006 door mrs. E.A.G. van der Ouderaa, voorzitter, J. den Boer, en J.C.M. van Sonderen, in tegenwoordigheid van mr. B.A.E.G. Geel-Cieraad als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.