ECLI:NL:GHAMS:2004:AP9856
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A. Zwerwer
- J. Zwinkels
- M. Holsink
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatig gebruik van telecommunicatieonderzoek leidt tot vrijspraak in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 juni 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank te Alkmaar. De verdachte was eerder veroordeeld voor een misdrijf, maar heeft in hoger beroep gesteld dat er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs. Het hof oordeelde dat het middel van opname van telecommunicatie ten onrechte was ingezet, omdat de vereiste machtigingen van de rechter-commissaris ontbraken. Dit vormverzuim, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, kon niet worden hersteld. Het hof concludeerde dat het onrechtmatig gebruik van telecommunicatieonderzoek de belangen van de verdachte ernstig had geschaad.
Het hof heeft vastgesteld dat de doorzoekingen van de woningen van de verdachte en zijn partner, evenals de daaruit verkregen verklaringen, rechtstreeks voortvloeiden uit het onrechtmatige gebruik van het telecommunicatiemiddel. Gezien het feit dat er geen ander bewijs voorhanden was dat de verdachte kon verbinden aan de tenlastelegging, heeft het hof besloten dat de verdachte niet bewezen kon worden verklaard van hetgeen hem was ten laste gelegd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van strikte naleving van de wettelijke vereisten voor het inzetten van bijzondere opsporingsbevoegdheden, zoals het opnemen van telecommunicatie. Het hof heeft in zijn overwegingen ook de parlementaire behandeling van de wijziging van artikel 126m Sv betrokken, waaruit blijkt dat de wetgever de mogelijkheden voor het opnemen van telefoongesprekken heeft beperkt tot ernstigere delicten. De uitspraak van het hof is een belangrijke bevestiging van de rechtsbescherming van verdachten in strafzaken.