ECLI:NL:CRVB:2025:975
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant, die zich op 10 februari 2020 ziekmeldde met psychische en fysieke klachten, betwist de conclusie van het Uwv dat hij niet meer dan 35% arbeidsongeschikt is. Hij stelt dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en dat hij de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies niet kan vervullen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad volgt de medische beoordeling van de arts bezwaar en beroep en concludeert dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies medisch geschikt zijn voor appellant. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.