6.6.Gelet op het voorgaande zal de Raad de aangevallen uitspraak vernietigen, het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en het besluit van 7 april 2021 herroepen. Vanwege het besluit van 15 oktober 2024 hoeft niet op verdere wijze in de zaak te worden voorzien.
7. Aanleiding bestaat het college te veroordelen in de kosten van appellant. Die kosten worden begroot op € 1.294,- in bezwaar (2 punten, € 647,- per punt), € 1.814,- in beroep (2 punten, € 907,- per punt) en € 1.814,- in hoger beroep (2 punten, € 907,- per punt) voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 4.922,-. Appellant krijgt ook een vergoeding van de gevraagde reiskosten voor het bijwonen van de zittingen in beroep en in hoger beroep. De Raad gaat hierbij uit van de kosten zoals opgevoerd in het formulier proceskosten. Appellant heeft bij brief van 17 maart 2025 weliswaar om een hogere vergoeding van reiskosten gevraagd, maar de Raad gaat hieraan voorbij omdat onvoldoende duidelijk is waarom de aanvankelijk gevraagde reiskosten niet kloppen. De reiskosten bedragen volgens het formulier proceskosten € 9,95 in beroep en € 36,96 in hoger beroep.
8. De door appellant gemaakte kosten voor het rapport Heus en het rapport Huijsman komen eveneens voor vergoeding in aanmerking. Voor een veroordeling tot vergoeding van deskundigenkosten geldt als voorwaarde dat het inroepen van een deskundige redelijk was.
Dit is het geval als degene die een niet-juridisch deskundige heeft ingeroepen er op dat moment van uit mocht gaan dat de deskundige een relevante bijdrage zou leveren aan een voor hem gunstige beantwoording door de rechter van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag. Daarvan is in dit geval sprake. Appellant had, gelet op de inhoud van het bestreden besluit en het verweer van het college, voldoende aanleiding om zich tot de medisch deskundigen te wenden. De gemaakte kosten van € 1.061,78 (rapport Heus) en € 1.287,85 (rapport Huijsman) heeft het college niet betwist en zijn aan te merken als redelijk gemaakte kosten.
9. Het verzoek om vergoeding van de verletkosten wordt afgewezen, omdat appellant de gestelde kosten onvoldoende heeft onderbouwd.
10. Uit wat is overwogen in 7, 8 en 9 volgt dat het college wordt veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een totaalbedrag van € 7.318,54.
11. Appellant krijgt het door hem in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- terug.