In deze zaak gaat het om de toekenning van een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Appellant, die lijdt aan een chronische luchtwegaandoening en huisstofmijtallergie, heeft een aanvraag ingediend voor maatwerkvoorzieningen. Het college heeft hem een pgb verstrekt voor 5 uur per week, wat later is uitgebreid naar 6,5 uur per week. Echter, het college heeft het pgb-uurtarief vastgesteld op € 16,76, wat appellant betwist. Hij stelt dat dit tarief niet toereikend is om de benodigde hulp in te kopen. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar appellant is in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geoordeeld dat het hoger beroep deels slaagt. De Raad oordeelt dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat het vastgestelde pgb-tarief van € 16,76 toereikend is voor de inkoop van hulp bij het huishouden. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het betreft het pgb-uurtarief en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De Raad heeft de overige onderdelen van de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is geoordeeld dat de urenomvang van de maatwerkvoorziening toereikend is.