ECLI:NL:CRVB:2025:776
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van het AOW-pensioen in relatie tot de toepasselijke socialezekerheidswetgeving
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoogte van het AOW-pensioen van appellant, die in Duitsland woont. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin werd geoordeeld dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) de hoogte van het AOW-pensioen terecht op 10% van het maximale AOW-pensioen heeft vastgesteld. Dit besluit is gebaseerd op het feit dat appellant niet verzekerd was voor de AOW in de periode van 16 juli 1996 tot en met 25 juni 2022. Gedurende deze periode was de Duitse socialezekerheidswetgeving van toepassing, in plaats van de Nederlandse, op grond van Europese regelgeving. De Raad oordeelt dat de rechtbank de situatie correct heeft beoordeeld en dat de Svb de juiste procedure heeft gevolgd bij het vaststellen van het AOW-pensioen. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Svb, maar zowel de rechtbank als de Raad hebben geoordeeld dat de Svb correct heeft gehandeld. De Raad heeft de motivering van de rechtbank aangevuld met verwijzingen naar relevante Europese verordeningen, maar komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellant af.