In deze uitspraak beoordeelt de Centrale Raad van Beroep of de afwijzing van het verzoek van appellante om rectificatie van haar aanstellingsuren van 28,5 uur naar 38 uur per week met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2013 terecht is afgewezen. De Raad is van oordeel dat dit het geval is. Appellante, werkzaam bij de politie, had in 2011 een aanstellingsomvang van 28,5 uur per week. In de periode van 2012 tot 2018 zijn er verschillende besluiten genomen over haar aanstelling. In 2017 werd haar verzoek om een structurele uitbreiding naar 38 uur per week afgewezen. In 2021 vroeg appellante rectificatie van haar aanstellingsomvang, maar de korpschef weigerde dit. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarop zij hoger beroep instelde. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante niet mocht uitgaan van de juistheid van de aanstellingsomvang zoals vermeld in het besluit van 28 januari 2013, aangezien dit een kennelijke fout betrof. De Raad concludeert dat de korpschef geen aanleiding had om de aanstellingsomvang vanaf 1 januari 2013 vast te stellen op 38 uur per week, en dat appellante geen recht heeft op vergoeding van griffierecht.