In deze zaak heeft verzoeker zijn hoger beroep ingetrokken tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep en verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor een procedure in drie instanties niet overschreden is als deze in totaal niet langer dan vier jaar duurt. In dit geval is er echter meer dan vier jaar verstreken sinds de ontvangst van het bezwaarschrift door het college op 5 maart 2021 tot aan de intrekking van het hoger beroep op 15 april 2025. De Raad heeft geoordeeld dat de overschrijding van de redelijke termijn met ruim een maand heeft plaatsgevonden in de rechterlijke fase. Daarom is aan verzoeker een schadevergoeding van € 500,- toegekend, te betalen door de Staat der Nederlanden. Daarnaast heeft de Raad de Staat veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gebaseerd op de overwegingen die zijn uiteengezet in het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak.