ECLI:NL:CRVB:2025:619
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand en de afweging van belangen bij inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstand die aan appellante is verleend. Appellante heeft aangevoerd dat er dringende redenen zijn om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien, en dat het bestreden besluit in strijd is met het verbod op reformatio in peius. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat deze beroepsgronden niet slagen. De Raad stelt vast dat de terugvordering niet is ontstaan door toedoen van het college, maar door de schending van de inlichtingenverplichting door appellante. Appellante heeft niet aangetoond dat haar gezondheidsklachten het gevolg zijn van de terugvordering, en de financiële gevolgen zijn niet zodanig dat het college tot een andere afweging had moeten komen. De Raad bevestigt dat het college verplicht was om de te veel verstrekte bijstand terug te vorderen en dat de verhoging van het terugvorderingsbedrag niet in strijd is met het verbod op reformatio in peius. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.