ECLI:NL:CRVB:2025:593

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
23/2959 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. H.S. Huisman, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 14 september 2023 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/4633. Tijdens de procedure heeft het Uwv, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, een gewijzigd besluit genomen op 16 januari 2025, waardoor appellante volledig tegemoet is gekomen. Hierdoor heeft appellante haar hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het Uwv heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze verzoeken.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 18 december 2024, waarbij appellante aanwezig was met haar advocaat en het Uwv vertegenwoordigd was door M.J.H. Maas. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv aan appellante is tegemoetgekomen, wat de basis vormt voor de proceskostenveroordeling. De Raad heeft de kosten van rechtsbijstand begroot op € 3.174,50, inclusief griffierechten van € 186,-. De uitspraak is gedaan op 16 april 2025, waarbij de Raad het Uwv heeft veroordeeld in de kosten van appellante.

Uitspraak

23/2959 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 september 2023, 22/4633 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 16 april 2025
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.S. Huisman, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
De Raad heeft partijen in de gelegenheid gesteld naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Raad van 18 april 2024 [1] over het toetsingskader bij herzienings- en/of terugvorderingsbesluiten de Raad te informeren of de uitspraak volgens hen gevolgen heeft voor deze zaak.
Partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 18 december 2024. De zaak is gevoegd behandeld met de zaken 23/2957 ZW, 23/2958 ZW en 24/1899 ZW. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Huisman en [naam] . Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J.H. Maas.
In de zaken 23/2957 ZW, 23/2958 ZW en 24/1899 ZW is afzonderlijk uitspraak gedaan. Het onderzoek ter zitting is in deze zaak geschorst.
Het Uwv heeft op 16 januari 2025 een gewijzigd besluit genomen over de terugvordering van de Ziektewet-uitkering.
Appellante heeft vervolgens het hoger beroep in deze zaak ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante.
Het Uwv heeft laten weten geen bezwaar te hebben tegen de gevraagde proceskostenveroordeling.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 16 januari 2025 volledig aan haar bezwaren is tegemoetgekomen. Appellante heeft verzocht om vergoeding van de kosten van het beroep en het hoger beroep.
Omdat het Uwv aan appellante is tegemoetgekomen, zal de Raad het Uwv veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Uwv heeft de kosten van de bezwaarprocedure al vergoed bij de beslissing van 16 januari 2025.
De kosten voor verleende rechtsbijstand worden, met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 907,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-) en op € 2.267,50 in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift, 0,5 punt voor schriftelijk repliek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting), in totaal € 3.174,50.
Daarnaast moet het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.174,50;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) S. Pouw

Voetnoten

1.CRvB 18 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:726.