ECLI:NL:CRVB:2025:523
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending medewerkingsverplichting en redelijke grond voor huisbezoek
Deze zaak betreft de intrekking van bijstand aan appellante, die onvoldoende heeft meegewerkt aan een huisbezoek. Appellante ontving sinds 15 januari 2009 bijstand op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Venlo ontving op 29 juni 2022 een melding van de wooncorporatie dat mogelijk meerdere personen op het uitkeringsadres van appellante woonden. Hierop is een onderzoek ingesteld, waarbij onder andere het waterverbruik op het uitkeringsadres werd geanalyseerd. Dit bleek aanzienlijk hoger dan gemiddeld voor een alleenstaande. Tijdens een huisbezoek op 8 september 2022 volhardde appellante in haar gedrag om lades en kasten te openen zonder eerst de vraag te beantwoorden wat zich daarin bevond, wat leidde tot een voortijdige beëindiging van het huisbezoek. Het college besloot op 3 oktober 2022 de bijstand van appellante met ingang van 8 september 2022 in te trekken, omdat haar medewerking aan het huisbezoek onvoldoende was. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellante ongegrond en bevestigde de intrekking van de bijstand. Appellante ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad stelde vast dat er een redelijke grond voor het huisbezoek bestond, gezien de signalen van mogelijke woonfraude en het hoge waterverbruik. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en de intrekking van de bijstand bleef in stand.