ECLI:NL:CRVB:2025:506

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
24/2585 PW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om geheimhouding op basis van artikel 8:29 Awb in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om geheimhouding van een door verzoeker ingediend stuk. Verzoeker, die geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. Hij diende op 11 maart 2025 een stuk in met de mededeling dat het 'privé en vertrouwelijk' was, en verzocht om dit stuk niet aan de gemeente Katwijk te verstrekken. In een aanvullend e-mailbericht op 19 maart 2025 herhaalde verzoeker zijn verzoek om vertrouwelijkheid en stelde dat het delen van de informatie met de gemeente in strijd zou zijn met de beginselen van een eerlijke rechtsgang. De Raad heeft dit verzoek opgevat als een verzoek om geheimhouding op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad overwoog dat artikel 8:28 van de Awb bepaalt dat partijen verplicht zijn om inlichtingen te geven wanneer de bestuursrechter daarom vraagt. Echter, verzoeker had het stuk uit eigen beweging ingediend en was niet verplicht dit te verstrekken. Artikel 8:29 biedt geen mogelijkheid voor een partij die vrijwillig een stuk indient om geheimhouding te verzoeken. De Raad concludeerde dat het verzoek om geheimhouding niet gerechtvaardigd was en dat het stuk aan verzoeker zou worden teruggestuurd, tenzij hij binnen twee weken zou aangeven dat hij het als gedingstuk aan het dossier wilde toevoegen. De uitspraak werd gedaan door F. Hoogendijk, in tegenwoordigheid van griffier A.H. Hagendoorn-Huls.

Uitspraak

24/2585 PW-VV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Beslissing op het verzoek om toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
[verzoeker] , zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Katwijk (college)
Datum uitspraak: 1 april 2025
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 29 oktober 2024, 24/7784 en een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan.
Met een e-mailbericht van 11 maart 2025 heeft verzoeker uit eigen beweging een nader stuk ingezonden met daarop de mededeling ‘privé en vertrouwelijk’. Daarbij heeft hij vermeld dat het stuk niet aan de gemeente Katwijk dient te worden verstrekt. In een aanvullend emailbericht van 19 maart 2025 heeft verzoeker nogmaals verzocht de vertrouwelijkheid van de het nadere stuk te respecteren en vermeld dat het delen van de daarin vervatte informatie met de gemeente Katwijk in strijd zou zijn met de beginselen van een eerlijke en onbevooroordeelde rechtsgang.
De Raad heeft het e-mailbericht van 19 maart 2025 opgevat als een verzoek om geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

OVERWEGINGEN

1. In artikel 8:28 van de Awb is bepaald dat partijen aan wie door de bestuursrechter is verzocht schriftelijk inlichtingen te geven, verplicht zijn de verlangde inlichtingen te geven. Partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken. Dit staat in artikel 8:29, eerste lid, van de Awb. De bestuursrechter dient op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb te beslissen of de in het eerste lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
2. In dit geval vraagt verzoeker om beperking van de kennisneming van een door hem overgelegd stuk. Het verzoek heeft evenwel geen betrekking op een stuk dat hij verplicht was te verstrekken. Hij heeft het uit eigen beweging ingediend. Artikel 8:29 van de Awb biedt geen voorziening voor een partij die ter onderbouwing van zijn standpunt een stuk indient zonder daartoe verplicht te zijn en daarbij een beroep doet op vertrouwelijkheid.
3. Wat onder 1 en 2 is overwogen leidt tot de conclusie dat het verzoek om toepassing van artikel 8:29, eerste lid, van de Awb, moet worden afgewezen.
4. Het nadere stuk wordt aan verzoeker teruggestuurd, tenzij hij binnen twee weken na heden meedeelt dat hij het als gedingstuk aan het dossier toegevoegd wil zien.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep beslist dat de gevraagde beperkte kennisneming van het stuk niet gerechtvaardigd is.
Deze uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk, in tegenwoordigheid van A.H. HagendoornHuls als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 april 2025.
(getekend) F. Hoogendijk
(getekend) A.H. Hagendoorn-Huls