ECLI:NL:CRVB:2025:5
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.I. van der Kris
- J.D. Streefkerk
- J.P. Loof
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na vrijwillig ontslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een WW-uitkering aan appellante te verstrekken. Appellante had op 28 juli 2022 haar arbeidsovereenkomst opgezegd en verzocht om een WW-uitkering, maar het Uwv weigerde deze uitkering op de grond dat appellante verwijtbaar werkloos was geworden door zelf ontslag te nemen. Appellante stelde dat haar gezondheidssituatie en een verstoorde werkrelatie met haar werkgever de reden waren voor haar ontslag, maar de Raad oordeelde dat er onvoldoende bewijs was geleverd om deze stellingen te onderbouwen. De Raad concludeerde dat appellante geen recht had op een WW-uitkering, omdat zij niet had aangetoond dat voortzetting van haar dienstverband redelijkerwijs niet van haar kon worden gevergd. De uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 december 2023, die het bezwaar van appellante tegen de beslissing van het Uwv ongegrond had verklaard, werd bevestigd. De Raad benadrukte dat appellante in hoger beroep geen nieuwe bewijsstukken had overgelegd die haar stelling onderbouwden dat zij al langer met mentale klachten kampte. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd de WW-uitkering te betalen, omdat appellante verwijtbaar werkloos was geworden.