ECLI:NL:CRVB:2025:481
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning op basis van gebruikelijke hulp door partner
In deze zaak oordeelt de Centrale Raad van Beroep dat het college de aanvraag van appellante om een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning terecht heeft afgewezen. De Raad stelt vast dat van de partner van appellante gebruikelijke hulp in het huishouden mag worden verwacht. Ondanks dat appellante naar een andere gemeente is verhuisd, heeft zij procesbelang. Appellante heeft gegevens overgelegd waaruit blijkt dat zij vanaf april 2021, toen zij nog in de gemeente Oldebroek woonde, zelf kosten heeft gemaakt voor huishoudelijke hulp. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij het college de aanvraag had afgewezen op grond van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015. De rechtbank oordeelde dat de partner van appellante in staat moet worden geacht gebruikelijke hulp te verlenen en dat er geen sprake was van dreigende overbelasting. Appellante heeft in hoger beroep de gronden herhaald, maar de Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de uitspraak. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.