ECLI:NL:CRVB:2025:48
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J. Janssen
- R.R. Olde Engberink
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning kostenvergoeding bezwaarprocedure in het kader van de Wet langdurige zorg
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2025, staat de weigering van het CIZ om kosten in de bezwaarprocedure te vergoeden centraal. Appellant, een minderjarige met een verstandelijke beperking en een stoornis in het autistisch spectrum, heeft zijn ouders als vertegenwoordigers. De zaak betreft de aanvraag voor zorg onder de Wet langdurige zorg (Wlz) en de vraag of de rechtsbijstand die door zijn vader is verleend, als beroepsmatig kan worden aangemerkt. De Raad oordeelt dat de rechtsbijstand niet op zakelijke basis is verleend, omdat de vader tot het huishouden van de appellant behoort. De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van appellant tegen het CIZ ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat de gronden van appellant niet slagen, en dat er geen recht bestaat op vergoeding van de proceskosten of het griffierecht. De uitspraak benadrukt dat rechtsbijstand door een familielid in beginsel niet als beroepsmatig kan worden aangemerkt, tenzij er overtuigend bewijs is dat dit wel het geval is. De Raad bevestigt de beslissing van het CIZ om geen kosten in bezwaar toe te kennen, en de uitspraak wordt in het openbaar gedaan.