ECLI:NL:CRVB:2025:44
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot herziening van toekenning op grond van de Wuv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 januari 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van appellant om de eerdere afwijzing van zijn aanvraag om toekenning op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) te herzien. Appellant, geboren in 1939 uit een gemengd huwelijk, had in 2002 een aanvraag ingediend die in 2003 werd afgewezen omdat niet kon worden vastgesteld dat hij vervolging in de zin van de Wuv had ondergaan. In februari 2023 verzocht appellant om herziening van deze afwijzing, maar verweerder bleef bij zijn standpunt dat er geen nieuwe feiten waren die tot een ander oordeel konden leiden.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 13 november 2024, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.S. van den Berg, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. I. Wolfert. De Raad concludeerde dat de omstandigheden van appellant niet wezenlijk verschilden van die van andere kinderen uit gemengde huwelijken en dat de nieuw gepresenteerde feiten niet voldoende waren om de eerdere afwijzing te herzien. De Raad oordeelde dat het beroep van appellant niet slaagde en dat het bestreden besluit in stand bleef. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.